Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/114

Deze pagina is proefgelezen

zijde te zetten, sinds ik mij genoodzaakt zag den edelman van Messire Antoni uit te dagen.”

»En gij geeft aan die vreemden nóg uwe voorspraak?”

»Zij hebben die niet noodig. Was het niet te vergeven, dat zij, die een fijner smaak hadden dan wij, een dos als den mijnen bespottelijk vonden? Dat zij het toonden, was niet hoffelijk, en ik heb er voldoening voor gevraagd, en ook, door St. Michaëls zegen, naar ridderwetten verkregen. Maar nu ook moet het daarmede zijn afgedaan, en ik verwonder mij veeleer, dat een bedriegelijke Lombard nog altijd toegang heeft tot mijne moeder, dan dat zij het vreemd moet vinden, dat ik mij voeg naar de wenschen van onzen Vorst. Ik ga, Mevrouw! het zien van dien schelm heeft mij voor den ganschen dag de luim bedorven.”

»Eer wij scheiden, zult gij dien man beter kennen, zoo ik hoop.”

»Ik verkies zijne kennis niet te maken,” sprak de Markgraaf »Kom, Romuald! wij hebben beiden verstrooiing noodig;” deze laatste aanmerking vestigde Wilfriede’s aandacht op dezen.

»Jonker Romuald! zijt gij ziek geweest?” vroeg zij, »er is eene verandering in uw voorkomen…”

»In waarheid niet, Mevrouw!” antwoordde hij met een donkeren blos, en hij had zich wel willen vernietigen voor haar doordringenden blik; maar ondanks zijne ontkenning had zij gelijk. Neen, de dwaas verliefde jongeling, die met roekeloozen moed het gevaarlijkste waagde ter wille van een bevallig meisje, was niet uit het klooster van St. Maximijn teruggekomen gelijk hij er binnen ging. Het gewicht der belangrijke geheimen, die hij had opgevangen, drukte hem als eene doodzonde. Een zware strijd tusschen plicht en eer verhief zich in zijn boezem. Hij wist niet hoe tot rust te komen, welke keuze te doen. Aan de eene zijde voelde hij zich gedrongen tot handelen, tot spreken. Zijn goedaardige Keizer zoo schandelijk misleid; zijn jonge aangebeden Vorst in zijne zoetste verwachtingen teleurgesteld; die eerzuchtige vreemdeling zich meester maken van hunne rechten, zich van hen bedienen tot zijn doel, hen alleen met bespotting loonen! Die vreemdeling de hand uitstrekken naar de Keizerskroon; God alleen wist wat hem niet gelukken zou, als hij eens zijn Koningschap had; zijn geliefd vaderland wellicht onder-