Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/12

Deze pagina is proefgelezen

pracht overbodig gemaakt. De plaats waar, en de persoon waartegen de Ridder die klacht uitte, scheen haar evenmin te rechtvaardigen als zijn uiterlijk; want het was in het hertogelijk Hôtel te Mons, en voor het oor van Maria van Bourgondië, dat hij haar slaakte.

En het meest nog moet die uitroep verwondering wekken, als men hem kent als Nicolaas van Calabrië Hertog van Lotharingen; als men weet, dat er in Juni 1472 schriftelijke trouwbeloften waren gewisseld tusschen dezen Prins en de eenige Erfdochter van Karel den Stouten; een feit, dat hem zeker in het oog van alle ongehuwde vorstenzonen tot den benijdbaarsten maakte. Met geen der velen, aan wie de Hertog van Bourgondië die kostbare hand had toegezegd, scheen het hem zoozéér ernst te zijn geweest, als juist met dezen Calabrischen Prins; hij had hem openlijk al de rechten van een bloedverwant toegekend, en al de genegenheid bewezen van een schoonvader. De jongeling had gestreden in zijne veldslagen, aan zijne zijde; had in zijn vertrouwen gedeeld, en was getuige geweest, hoe hij alle mededingers misleidde of in verwarring bracht; terwijl men hem zelven gunsten toestond, nooit te voren aan anderen bewezen. Het was hem vergund geworden, eene maand lang te Mons door te brengen, waar te dier tijde de jonge Vorstin haar Hof hield, en de weinige beperking, die er werd gesteld in zijn omgang met zijne verloofde, versterkte nog meer zijne zoetste hoop, dan eenige geschrevene verzekering.

En waarlijk, Nicolaas mocht een geschikt schoonzoon heeten voor Hertog Karel: Jan van Calabrië, des Prinsen vader, was zijn vriend en bondgenoot geweest tot den dood toe; het Hertogdom Lotharingen, waarvan hij nu reeds bezitter was, en dat, lastig genoeg, Bourgondiës Hertogdom en Graafschap van Karel’s overige Staten scheidde, zou door dien band zijn huis toevallen: eene vereeniging, die altijd een deel van zijne plannen had uitgemaakt; daarbij zou de jonge Prins, als éénige erfgenaam van de mannelijke zijde van het Huis van Anjou, het schoone Provence in eigendom bezitten, behalve hetgeen zijn Grootvader René hem verder voor groote aanspraken mocht nalaten in de Rijken van Sicilië en Napels en Catalonië en Jeruzalem. Voor een veroveraar welk een heerlijk uitzicht, die rech-