Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/159

Deze pagina is proefgelezen

biedigde van vroegere Heeren, dat hij overwonnen had, maar niet voor zich gewonnen; zouden al zijne verdere staten, al die velen, zoo verschillend in belangen, in voorrechten, in zeden, als in namen, zich onder één en denzelfden naam laten samenvatten, en rustig blijven? Zouden de twisten van het binnenland hem den tijd laten en de krachten, om zijn nieuw koninkrijk gevreesd te maken en uit te breiden, als hij het voormaals zijn Hertogdom had kunnen doen? Zou hij niet altijd, met de ééne hand den schepter laag neêrgebogen houdende over die hoofden, en hen den nek trappende met den geharnasten voet, slechts eene vedeeelde macht, een enkelen arm overhouden, om zijne grootsche ontwerpen daarbuiten door te zetten, O! hij voelde het, hij voelde het levendig; men zag het aan het schitteren zijner oogen, bij den blik, dien hij op de koninklijke teekenen wierp, dat alleen Karel de Stoute den moed kon hebben het ontwerp te vatten, en zich der kracht bewust zijn, die het zou uitvoeren. Hij plaatste zich voor de credenz en nam het tweesnijdend zwaard in de handen, het zwaard der gerechtigheid en der uitvoerende macht.

»U zal ik het meest noodig hebben,;’ riep hij veelbeteekenend; »gij zult mij helpen uitvoeren wat mijn raad hier heeft besloten;” daarbij bracht hij den middelsten vinger aan het voorhoofd. Opnieuw zag hij om naar den troon. Hij scheen nu zijne aarzeling overwonnen te hebben; want het zwaard nemende als staf, beklom hij dien met vasten en snellen tred, en zette zich neder met een vroolijken en trotschen blik, waardig en fier, of hij daar gezeten was geweest voor het oog van zijn verzameld volk. Hij liet den arm met welbehagen rusten op het purperfluweel van de leuning, en bleef met de andere hand altijd geleund op het kruis van het zwaard.

Hij sloot eenige minuten lang de oogen. Wat al wilde phantasiën, wat al reusachtige plannen moeten er toen niet door die gloeiende verbeelding en dat koortsachtige verhitte brein zijn heengewoeld! De laatste glimlach, die er trilde op zijn half geopende lippen, getuigde ten minste van blijde en innerlijke vervoering, van een toegeven aan de behagelijke influisteringen der eerzucht. Eindelijk sloeg hij zijne beide helzwarte oogen rondom zich heen, fier en fonkelend; maar plotseling