Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/166

Deze pagina is proefgelezen

werd teruggegeven door de echo’s van het holle en ledige gebouw; tegelijk stortte hij voorover op den harden zerksteen, de kroon in de rechterhand vastgewrongen. In dien bliksemsnellen val werd ook Süschen neêgerukt, die ge ene tegenwoordigheid van geest had gehad om hem los te laten; eene wijle geknield aan zijne zijde, vergat zij zich in uitroepingen van geklag en smart; hij moest dood zijn of krankzinnig, meende zij; en zij wist niet of ze tot God moest bidden om het behoud zijner ziel, of tot de menschen roepen om de redding van zijn lichaam. Zij waagde eene poging om hem het hoofd op te heffen; zijn voorhoofd was loodkleurig opgezet, bloedig: maar bij de eerste aanraking harer zachte vingeren, koud en stijf van ijzing, hief hij zich schichtig op, en zag haar sprakeloos aan, maar zoo woest en zoo dreigend, dat zij rillend heênvlood; zij durfde niet meer met hem alleen zijn.

»Wachters! Heeren!” riep zij, naar de deur der kapel ijlende, »uw Meester de Hertog raakt in waanzin, zoo gij niet te hulp komt! Hierheen, als gij hem trouw zijt, hierheen!”

Verschillende oorzaken hadden de bewoners van St. Maximijn reeds op die plaats verzameld. De Groot-Kamerheer was opgewekt om den sleutel af te geven; de schildknapen, die den Hertog hadden moeten volgen, hadden den slaap niet meer gezocht, maar bleven zich onthouden in de gaanderij, die naar de kapel leidde, ieder kwartier zijne terugkomst verwachtende, waarbij hunne diensten opnieuw zouden vereischt worden, zich meer verwonderend dan ontrustend, dan hun Meester zoolang terugbleef.

Met een moed, die alleen uit de hoogste spanning der zenuwen kan verklaard worden, had Süschen aan de voorpoort van het klooster gerucht gemaakt, en geëischt binnengelaten te worden. De portier had het haar aanvankelijk geweigerd, maar het zien van des Hertogs bekende keten, die zij hem voorhield; hare bede om den hofmeester te zien, aan wiens zorg zij door Karel was aanbevolen, en wiens naam zij ten naastenbij onthouden had, bewogen hem ten laatste den Sire de la Marche te roepen. Zij gaf haar verlangen te kennen, den Hertog te zien, en wel op staanden voet. Het was van het hoogste gewicht wat zij te zeggen had; het was zijne kroon, die het gold,