Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/169

Deze pagina is proefgelezen

met de vroomheid van zijn tijd; niet dat hij verwaarloosde God te aanbidden nevens de wezens, wien men hem geleerd had goddelijke eere toe te brengen; wij hebben hem zien bidden en offergaven brengen; hij diende hen met gaven van zilver en reukwerk; in liefdegiften aan de armen; in het stichten van menig bedehuis; maar, om het zoo uit te drukken, hij beperkte hunne macht tot den Hemel; hij gaf hun geen deel aan de zijne op aarde, of ten minste hij dacht er niet aan, om de zijne aan de hunne ondergeschikt te maken; zijn godsdienst was eene verrichting der handen, die geen werkdadigen invloed had op zijn innerlijk leven; zij had hem van niet ééne zonde, van hoogmoed noch heerschzucht, van eigenbaat noch willekeur, van bedrog noch onbarmhartigheid kunnen terughouden. De God, dien hij aanbad, was niet de God van zijn vertrouwen, van zijne hope; niet het hooge Wezen, waarvan hij zich afhankelijk kende en zijn lot liet afhangen; — eene afhankelijkheid, die sterk maakt, in plaats van te verzwakken; die opheft, in plaats. van te vernederen; die groot maakt elk, wie eigen grootheld durft vergeten om klein te wezen voor God. Daarom was hij gelijk het huis op een zandgrond gebouwd, toen de rukwinden kwamen; daarom miste hij den steun, dien de afhankelijke weet te grijpen, maar dien hij hoogmoedig van zich gestoot en had; daarom was hij te zwak om heerschappij te voeren en te regeeren over zijne hartstochten, die nu als woeste dwingelanden zijn lichaam teisterden en zijne ziel schokten, en die hem deden woeden als een losgelaten everzwijn, terwijl hij zich als een groot en moedig man had moeten opheffen uit zijn spijt, om met oordeel de keuze te doen van de partij, die hem het waardigste zou zijn en het minst nadeelig. Zekerlijk, dat, wat voor hem verloren ging, was een smartelijk naoogen waardig! Voorwaar, het was eene teleurstelling, die eene groote ramp kon gelijk geacht worden voor een Vorst zoo fier, zoo eerzuchtig, zoo gretig naar macht; die, eene minuut te voren, aan een Keizersstaf niet genoeg had; die, zoo niet op het wereldgebied, dan toch op het meesterschap in zijn werelddeel het oog gericht hield, en die plotseling neêrgeploft werd uit zijne trotsche luchtkasteelen, om te hooren, dat hij niets meer zou zijn dan wat hij was, Hertog en Leenman van Frankrijk!