Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/17

Deze pagina is proefgelezen

volgde zij de prachtige valkenjachten haars vaders, leerde de beroemde prooivogels bij naam kennen, en verheugde zich in hunne zegepraal luider en oprechter, dan of haar strijdbare Heer een nieuw landschap had toegevoegd tot hare toekomstige erfenis; om niet te spreken wat ze verder bijwoonde van tournooien, wemelend van vroolijke edelvrouwen en vorstelijke ridders, de hoffeesten, bij wier uitgezochte pracht de verzamelde adel van Frankrijk, Holland, Vlaanderen en Engeland de handen ineensloeg van verbazing en bewondering.

Zoo weinig dus hare jeugd droevig was of eenzelvig, zoo weinig lag er nu ook smarte of kwijnende mijmering op haar gelaat, schoon ze getuige was en voorwerp van eene smart en een hartstocht, die zich hier met zoo sombere kleuren afschilderden. Terwijl zij achteloos leunde tegen den hoogen rug van eene zitbank, met goudlaken bekleed, zag zij den gegriefden Prins aan met meer verwondering dan medegevoel; als iemand, die tracht te begrijpen, om te kunnen deelnemen. en toen hij, misschien voor de derde maal, in eene herhaling van klachten verviel, viel zij hem plotseling in de rede met dit woord:

»Weet gij dat ik het vreemd vind, edele Heer en Neef! dat gij mij niets verhaalt van de schoone wapenfeiten en groote ridderdaden van mijn Genadigen Heere den Hertog in Normandië en Artois, die gij hebt bijgewoond en mede verricht, als ik hoop!”

»Schoone Jonkvrouw en Nicht!” antwoordde hij, met eene poging op zich zelven, om in kalmer stemming te spreken, »uw Heer Vader heeft krachtige wapenfeiten verricht, en van dapperheid en nobele krijgskunst en onverzettelijken moed fiere blijken gegeven, en ik heb hem daarin gesteund en gediend naar vermogen en kracht, zooals plicht was; en vrouwe Faam zal langen tijd na dezen daarvan spreken met loffelijk gerucht en zijn naam uitbazuinen; Koning Lodewijk heeft den schrik in het harte, en die zijne onderdanen waren schreien allen; doch die daden zijn geene vroolijke spiegelgevechten, als in de tournooien waarbij schoone vrouwen zonder vreeze kunnen toezien: maar daar heeft bloed gevloeid; veel bloed! »de vruchten van den boom des oorlogs,” zooals de Hertog zelf zich uitdrukte, zijn vreeselijk om aan te zien, en niet geschikt om voor vrouwenooren geschilderd te worden. Om het al te zeggen, in één