Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/172

Deze pagina is proefgelezen

het de kracht der liefde, die haar geheugen scherpte voor wat haar verstand nauwelijks vatten kon; zóóveel verraad en zóóveel trouweloosheid van zóó hooge personen onder elkander, en die men haar geleerd had te eeren als Gods vertegenwoordigers op aarde!

En waarlijk, het moest bevreemden en ontzetten, voor wie niet wist, dat het een tijd was, dat Vorsten, als gewone handelingen, daden bedreven, waarvoor een gering edelman zich te fier of te eerlijk zou geacht hebben; en het is ook waar, dat er voor den Keizer bijna geene andere kans overbleef dan deze laaghartige vlucht — want met een zachter woord is het wel niet te noemen — voor een Keizer als Frederik was, ten minste, die den krijg schuwde, nog minder uit lafheid dan uit kleingeestigheid; die, om der wille van zijn keizerrijk, den moed niet zou gehad hebben, Karel in het aangezicht zijne eischen te ontzeggen. of op de vervulling van diens beloften aan te dringen, dat de éénige ronde keizerlijke weg ware geweest. Ook was Karel de Stoute met de beste helft zijner uitmuntende krijgsmacht in deze dorpen gelegerd, en wat de overmoedige, gewelddadige man in het hevigste vuur van zijn toorn zou durven ondernemen, dat kon Frederik niet indenken, zonder die kille huivering van vreeze, die hem bewoog tot een heimelijk wegsluipen buiten zijn bereik. Karel’s woorden aan het feestmaal waren hem een bewijs geweest, dat deze zich het voordeel zijner stelling zeer wel bewust was, en niet al te schroomvallig om er partij van te trekken. Wat dus ook de Aartshertog smeeken mocht, dien men wel eindelijk met het plan moest bekend maken, hij wilde niets anders tegen bedrog overzetten dan list — en geenszins die koene, waardige houding aannemen, die misschien tot eerlijkheid van de andere zijde had gedwongen. Karel had nog zijne kroon gewonnen, als hij op dien avond het bezoek van den Aartshertog aan Maria had willen toestaan. Toen werkelijk de Jonkvrouw van Bourgondië gekomen was, begon de Keizer, zwak en twijfelmoedig als hij was, liever te gelooven aan het bedrog van Romuald, dan aan dat van Karel, en die samenkomst der jongelieden in tegenwoordigheid van den vader had hij in zijn hart tot het zegel gemaakt van diens oprechtheid. Maria’s aanwezigheid had zijn besluit bepaald, om de kroning te laten doorgaan; dan wij we-