Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/180

Deze pagina is proefgelezen

XII.


In den raad, door den Hertog van Bourgondië belegd, waren de gevoelens als altijd zeer verschillend geweest. De Graaf Engelbert van Nassau had den moed gehad, het vredebrengend voorstel te doen, om de Jonkvrouw werkelijk aan den Aartshertog uit te huwen, waarna Keizer Frederik geen oogenblik aarzelen zoude, om de gewenschte kroning te volbrengen; maar schoon enkele Edelen hem ondersteunden, het werd met een hoonend woord door Karel verworpen. De Bastaard van Bourgondië in het belang der tegenwoordige Hertogin, drong aan op vaster verbintenissen met het regeerende Huis van Engeland, dat een trouwe Bondgenoot kon zijn tegen Frankrijk, zich strijdgenooten en vrienden te maken in de Zwitschers, de geboren vijanden van Oostenrijk, en gezamenlijk den Keizer onder eenig voorwendsel den oorlog aan te doen, of de kroon te maken tot voorwaarde van den vrede. Adolf van Ravenstein had tegen den oorlog met den Keizer, en meende, door onderhandelingen en door aanbiedingen in geld, des Hertogs wensch het spoedigst bevredigd te zien. Mijnheer de Chateau-Guyon kwam op zijn geliefkoosd ontwerp terug, het huwelijk van den Dauphin met Maria, of ten minste een oprecht en vast vredesverbond met Frankrijk, altijd met oogmerk, om tegen het hoofd van het Duitsche rijk te handelen. En zeker, het laatste ware het doeltreffendste geweest; Karel zelf zag het in; maar geen van die raadgevingen was eigenlijk meer te volgen, en alle minder dan de laatste. De Hertog had zich aan die zijde volmaakt den weg tot vrede versperd. Want, wij moeten het eens en vooral zeggen, vroeger noemden wij hem van zijn tijd; maar, om waar te zijn, hadden wij hem er beneden moeten plaatsen: want ziet, de tijd der ijzeren mannen van de middel-