Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/181

Deze pagina is proefgelezen

eeuwen begon langzamerhand voorbij te gaan, de beurt kwam aan het hoofd, aan de zedelijke kracht, aan den volhardenden wil, die met stille en langzame schreden op zijn doel afging, en het omzichtig en behendig wist te vatten, nadat hij met onuitputtelijk geduld het oogenblik van den greep had afgezien; zóó ten minste deed Lodewijk XI, die zeker zijne eeuw begreep, die een vastgesteld ontwerp nooit weêr losliet, het doorzette en er het oog op richtte door alle belemmeringen heen, maar langzaam, maar met geduld, maar met onvermoeide inspanning van al zijne krachten, er heen sluipende langs bochtige zijwegen. of er naar voortjagende langs een onmetelijken omweg; die zich er voor wist te krommen, te plooien, te vermommen, te laten vertrappen, als het zijn moest, maar die er zich zoo min van scheidde, als de spin van haar draad, hoe onzichtbaar zij ook bij machte is dien te weven; en die het bereikte, en die het hield, en die gestorven is na zijne taak voleind te hebben. Niet alzoo Karel. Nog droomende van de stoute, schitterende feiten der ridderschap; stelde hij zijn beste vertrouwen op zijn zwaard, hij wilde altijd doorhakken wat zijn mededinger voorzichtig weerde. Met zijne geduchte legermacht achter zich, hield hij niets voor onmogelijk, rekende hij alles in zijne macht, meende hij niets verder te behoeven. Ja, het is zoo, hij ook bracht zijne offers op de altaren der staatkunde; hij ook koos wel eens de sluippaden van list en de omwegen der voorzichtigheid; maar hij had geen geduld, om de uitkomst af te wachten van zijne offers; hij gebruikte de list onhandig en het bedrog ten ontijde: en als hij eens op een omweg was, liet hij zich afleiden van zijn doel; en nooit was een Vorst ongelukkiger in de keuze der middelen om het te bereiken. Zóó had hij niets dan een wapenstilstand weten te verkrijgen van zijn machtigen nabuur van Frankrijk, en in plaats van te zorgen, dat deze in een vasten vrede verkeerde, was hij het juist, die, met onverklaarbare nalatigheid, zijne onderhandelaars terughield, vergat te zenden of opontbood, zoodra die van Lodewijk ernstige voorstellen hadden aan te bieden. Zoo had hij, wel verre van zich te verbinden in eene nauwe vriendschap met die Zwitsers, die tegen Oostenrijk zijne nuttigste en oprechtste Bondgenooten konden zijn, hun wantrouwen opgewekt, en geen stap ge-