Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/203

Deze pagina is proefgelezen

I.
Hoe een dagblad ontvangen wordt.


Een enkele krachtige ruk aan de schel van een huis op eene der hoofdgrachten van Amsterdam schrikte er de keukenbewoners op uit dat dolce far niente, dat de bedienden zoo goed kennen als hunne meesters, en dikwijls beter genieten, omdat bij hen in zulke oogenblikken veelal ziel en lichaam beide rusten, terwijl bij genen de rust van het laatste wel eens in omgekeerde verhouding staat tot die van de andere. Een huisknecht, die ge ene livrei droeg, sprong op en liep den marmeren gang door; eene kamenier, die haar kornetje met weidsche breede kant zoo coquet achter op de gescheiden haren droeg, dat zij zich zeker Cateau of Jeannette liet noemen, al was zij te Amsterdam of in Overijsel vroeger als Ka of Jans hekend, wipte hem na, terwijl zij riep:

— ’t Is de post, Willem, ’t is de post: ik zal wel opendoen.

Maar zij kwam te laat met haar ijver; hetzij galanterie of nieuwsgierigheid, Willem gaf zijn recht van den gauwste en den sterkste niet op, en zij was nog niet halverwege de gang, of reeds kwam hij haar tegemoet.

— De krant en een brief voor de juffrouw, sprak hij, en den laatste haar gevende, scheen hij willens met de andere een trap ter linkerzijde op te gaan.

— Wat wil je daarmee? vroeg zij, hem bij den arm vattende.

— De krant aan mijnheer brengen.