Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/216

Deze pagina is proefgelezen

Tabletten, riep er een.

— Dat accepteer ik niet als Hollandsch, hernam de onverbeterlijke.

— Bijblad, los-blad, vliegend blad, stelde de Amsterdammer voor.

— We zouden tot onder-blad kunnen vervallen, spotte Frits, maar om Adolf te voldoen, laten wij feuilleton gebruiken als een eigennaam; maar zeg mij, Adolf, hebt gij het ingezien, dat van heden?

— Ik ben te vroeg van Amsterdam gegaan, de post was nog niet aan, antwoordde deze.

— En wij, arme kleinstadbewoners, lezen altijd eerst ’s avonds wat gij ’s morgens reeds uit hebt.

— Ik las het, zeide Luciaan, bravo Frits, bravo!

— Zeg brava! zeide deze zacht.

— Luciaan schudde ongeloovig het hoofd, en Frits hernam luid: daar is ’t feuilleton, heeren! en gij zult zien, dat de vertelling niet van mij is.

— Niet van u? en wij hebben u trek voor trek herkend!

— ’t Is uw stijl, of ik heb nooit een regel geschreven, die de mijne was.

— Ziehier dan wat bewijst, dat gij niet rein zijt van dieverij! en Frits wierp hem het dagblad toe.

— ’t Is niet moeielijk er een paar naamcijfers onder te zetten, die niet de uwe zijn; maar dat is een bewijs, zoo onfeilbaar als de Godsoordeelen in den riddertijd!

— Maar zie dan toch! ge ene letters, een familienaam.

Adolf, die het blad in handen hield, barstte nu op eens los in een luid gelach.

— O! dat is eene dolligheid, die alleen in u vallen kon! Zijn ooms naam tot een pseudoniem te nemen!

— ’t Is geen pseudoniem, ’t is de naam van den auteur!

— Wiens naam? Welke oom? riepen anderen en rukten Adolf het blad uit de handen. Een algemeen gelach, een kreet van moedwillige toejuiching ging er toen op; want hij, die het nieuwspapier had gegrepen, las overluid den naam.

En allen herhaalden: Don Abbondio! dat is onbetaalbaar! Don Abbondio!