Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/220

Deze pagina is proefgelezen

wij hen onder beschouwingen hebben vergeten; ze hebben nog willen schertsen over de medewerking van een Abbondio aan een dagblad als het hunne, maar Frits heeft hun eene inlichting gegeven, die hun de scherts op de lippen terughoudt; ze hebben daarna hunne beraadslaging aangevangen, waarvan de laatste de leider is en als het hoofd, terwijl zij stilzwijgend dit voorzitterschap hebben toegestemd, wellicht omdat ze eenigermate zijn zedelijk overwicht gevoelen en erkennen, wellicht omdat. hij het éénige lid is der hoofdredactie, dat zich onder hen bevmdt en deze vertegenwoordigt. Zij zijn het nu eens geworden over de maatregelen, die zij moeten nemen in het belang van hun dagblad, maar hoe zij tot die eenheid gekomen zijn, en wat zij meenen te doen, hebben wij besloten niet te zeggen: wij zouden dat niet kunnen doen, zonder u achter hunne coulissen te brengen, en het is reeds genoeg, dat wij even het gordijn hebben opgehaald, — gij zoudt toch niets zien, dat uw genot bij het lezen van feuilletons zou verhoogen, en gij mocht eens van het denkbeeldige dagblad besluiten tot de werkelijk bestaande, en ook daar zie ik voor niemand vreugd of voordeel in. Maar terwijl ze nu toch en scene zijn, moeten wij ze nog even hooren; het is Luciaan, die spreekt.

— Er valt niet aan te twijfelen, op die wijze verdubbelen wij den moreelen invloed van ons dagblad, terwijl wij daarvan de stoffelijke belangen verbeteren; door dit middel zouden wij dát groote deel van onze bevolking, dat belang heeft bij den handel, aanmerkelijke diensten doen, en geheel voor ons hebben gewonnen, maar ze zijn niet aan te wenden zonder de goedkeuring en de medewerking van ’t gouvernement, en ik zie niet, hoe wij die zullen verkrijgen op onze namen of op dien van onzen Salamander, die wel hier en daar in een zwart blaadje zal staan opgeteekend.

— Daar diende iemand gevonden te worden, om dit te bemiddelen die wat invloed had, maar bovenal dien men daar ginder vertrouwt, hernam Frits nadenkend; het eerlijkste wat wij voorstellen, wordt met wantrouwen aangehoord, met koelheid opgenomen, met onverschilligheid ter zijde gesteld of met argwanende voorzichtigheid tegengewerkt. Wie kan die man zijn die ons hier helpen moet.