Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/223

Deze pagina is proefgelezen

— Neen, gij houdt die prooi liefst voor u zelven alleen, egoïst! hernam Luciaan, wel met een glimlach van scherts, maar ook met zulke scherts, die Frits deed antwoorden:

— Neen! want nu gij dit hebt gezegd, heb ik besloten, zelfs die zwakke stem, die er voor mij spreken kon in zijn geweten, met meer te laten gelden; ik vergeef het u, Luciaan, maar gij vernietigt mij een schoon vooruitzicht.

— Ik vernietig niets, Frits, alleen ik houd u bij dit woord; gij gaat dan vooreerst niet naar Amsterdam?

— Niet naar Amsterdam: En Eva? Moet ik aan dat arme kind niet ophelderen.… haar niet geruststellen?…

— Zooveel gij wilt. Alleen beloof mij dit ééne: kom in de eerste vierentwintig uren uw oom niet onder de oogen, zoo gij wilt dat ik u niet van zelfzoekendheid zal verdenken?

— Gij weet het middel, om mij beloften af te persen; al leen wat zult gij doen in dien tusschentijd?

— De rechten handhaven van eene, wier rechten te lang zijn vergeten, en daarbij tegelijk het belang bevorderen van eene goede zaak! hernam Luciaan met een zeker vuur.

Frits zag hem aan, als wankelde hij tusschen geloof en ongeloof.

— En dat alles zonder bedrog: vroeg hij.

— En als ik u nu zeide, dat zij leeft, en dat zij is weêrgekeerd, hernam Luciaan, eenigszins onbedacht. Mijn God, Frits! ontstel u niet zoo! wees een man.

— Gij onderstelt wat geene waarheid is, hernam deze, maar zijne stem beefde van verrassing.

— Ik zeg de waarheid? ik was voornemens geweest die te zeggen met eene andere inleiding, alleen deze aangelegenheid dwingt mij tot wat overijling…; nu, wees bedaard, het is immers voor u eene vreugde…

— Maar hoe weet gij… hoe hebt gij zekerheid?

— Ik zal u dat alles mededeelen, als wij uiteen zijn gegaan: wij zullen eene wandeling doen, maar op ééne voorwaarde: zeg aan onze vrienden, dat wij het eens zijn geworden, en dat gij mij met de leiding van deze zaak hebt belast. Ik geef u mijn woord, dat ik een middel weet, om die tot een goed einde te brengen.