Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/225

Deze pagina is proefgelezen

IV.
Wat Eva besluit.


Hij den plotselingen aftocht van haar vader stond de arme Eva zoo verrast en zoo verlegen als een veldheer, die zich heeft voorbereid om slag te leveren, en die den vijand onder zijne oogen ziet aftrekken, zonder een kogel gewisseld te hebben. Zij had wel niets verloren, maar zij had ook niets gewonnen, en dat was in dit geval zoo erg als een verlies. Zij wist, dat er van nu aan geene gelegenheid meer zijn zou om op dit punt terug te komen; haar vader was een Proteus, die zich in allerlei bochten zou wringen, onder allerlei vormen zou vermommen, om niet dat te hooren, of niet dat te spreken, wat hij voorgenomen had niet te weten of niet te zeggen, — en zoo stond zij eene wijle mijmerend geleund tegen den hooggerugden chaise-Voltaire dien hij verlaten had, en berekende hare kansen, Nu kan Frits komen of wegblijven, het is al een, — sprak zij droevig, — voor zich zelven spreken of voor mij, het zal niets baten…; niets: want er zal geluisterd worden en geantwoord, zooals, dat boek luistert en antwoordt, — en in een soort van smartelijken onwil stiet zij een kwartijn ter zijde, die haar het naast onder de hand lag; die aanraking had eene uitwerking, die zij niet had bedoeld: het boek kantelde en viel half geopend op den grond, in een toestand, waarin het voor boeken en bladen niet heiltaam is zich lang te bevinden. Ook nam Eva het schielijk op, maar daarbij viel haar oog op een der uitslaande platen, die mede wat uit de plooien was geraakt.

— Menschelijke physionomiën, nommers… he! bestudeert