Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/227

Deze pagina is proefgelezen

ter, niet moeielijk zijn gevallen hem te beheerschen. Maar hare zachtheid en eene aangeboren schroomvalligheid, licht een weerschijn van zijne zwakheid, weerhielden haar doorgaand van hare krachten en van hare kennis gebruik te maken, om dat overwicht op hem te verkrijgen, dat daar eigenlijk voor haar maar voor het grijpen lag; toch zouden wij haar onrecht doen, zoo wij die aangeboren hoedanigheden als de eenige oorzaken noemden, die haar beletten dat te doen, wat eene vreemde zou beproefd hebben, doch wat haar als dochter niet zoude hebben vrijgestaan, Haar fijn gevoel, hare gemoedelijkheid, spraken het haar in, dat ook dààr nog het kind heeft te eerbiedigen, waar de glimlach zich reeds geplooid heeft om den mond; dat het ontzag kan verloren gaan uit het oog, maar dat de liefde nooit kan worden uitgebluscht in het hart, en dat het die liefde is, die den vader beveiligt tegen de dochter, waar de man zich zelven als ten prooi bood aan de heerschzucht der vrouw.

Maar juist omdat zij niet gewoon was gebruik te maken van de voordeelen harer stelling, scheen het haar zoo heel moeielijk, toen zij het voor de eerste maal dacht te doen, en toen die ééne gelegenheid haar ontsnapte, was zij zóó overtuigd dat die zich niet weder zou aan bieden, dat zij niet weer een zulken moed zou machtig zijn, — om niet te zeggen hoezeer zij ook den wederstand kende van haar vader op zekere punten, — dat zij in volslagen verlegenheid geen raad wist dan den raad van anderen in te roepen. Maar behalve dien strijd tegen de verzoekingen van én onnatuurlijk meesterschap, had de jeugdige en levendige Eva er nog een anderen te strijden, die in onzen tijd een minder exceptioneele is dan men meent. Al zeer vroeg beroofd van de leiding eener moeder; in eene zulke sociale positie geplaatst, die haar vergunde zich van alle huiselijke zorgen te ontslaan, die haar niet bijzonder aantrokken, had zij terstond na de doorgeleefde schooljaren eene leegte rondom zich gevoeld, die zij door kunst of kennis had willen aanvullen. Maar Don Abbondio kon geene muziek uitstaan, en de beeldende kunsten met haar aanhang van meesters en modellen en kunstbeschouwingen en wat daar meer zij, waren hem om vele redenen tegen. Zoo bleef der arme niets over dan wat lectuur, maar dat was iets meer dan wat geworden. Don Abbondio zelf was in waar-