Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/228

Deze pagina is proefgelezen

heid een man van fijne beschaving, van veelzijdige kennis en van scherp oordeel, en die de gaaf had om hetgeen het zijne was mede te deelen met eene helderheid en eene juistheid, die allergunstigste uitkomsten moest hebben voor de verstandsontwikkeling van hen, met wier vorming hij zich wilde bezighouden. Het spreekt vanzelf, dat zijne eenige dochter aanspraak maakte op dit voorrecht, dat hij het haar schonk; maar uit vreeze, dat hij er eenmaal berouw van mocht hebben, en dat zij van dat meerdere dat zij werd eenig gebruik mocht maken, strijdig met zijne inzichten, scherpte hij haar in om dat te verbergen als hij-zelf het deed, schrikte hare schuchterheid af van iedere poging zich te toonen, door het spook der belachelijkheid, en toen hij ondanks deze voorzorg in haar welhaast de merkteekenen onderkende van een vrijen en onafhankelijken geest, die zich te eeniger tijd over den schrik voor spoken zou kunnen heenzetten, bracht hij der voorzichtigheid een offer, dat den vader en den man van letteren zwaar moet zijn gevallen; hij verduisterde zijn licht voor zijn kind, en wat nog niet in haar was ontbolsterd, onthield hij zijne fijne schaaf.

Niets is zoo gevaarlijk als eene halve beschaving, als eene aangevangen kennis die in de beginselen smoort; niets zoo onoogelijk als eene smeulende lamp, die verbeeldt licht te geven en die slechts walmt; het prikkelt tot overdrijving, tot ongerijmde opwinding, of het rukt neer tot werkelooze onvoldaanheid, of heft op tot een onrechtmatig zelfgevoel, dat bespotting wekt; het brengt tot aanmatiging of het gaat onder in flauwheid.

Een zulke toestand, al zijn er ook de vaders geene oorzaak van, is wel eens meer die, waarmede onze jonkvrouwen in den maatschappelijken kring te worstelen hebben, waaronder ze lijden, waarom ze veroordeeld worden, en dien zij toch niet kunnen verhelpen.

Don Abbondio had intusschen zijn doel in zekeren zin bereikt. Bij de overtuiging, dat zij ten halve wist en slechts ten deele zag, bij de zekerheid, dat ze nooit zou komen op de hoogte, waar zij een oogenblik had gemeend heen te streven, werd ze schroomvallig om uit te spreken ook dat wat zij wist; en uit vreeze, dat men met gespitste ooren zou luisteren, zweeg zij liever en hoorde zelve toe met gebogen hoofd. Dat