Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/229

Deze pagina is proefgelezen

was eene ongewone uitwerking van dat onedelmoedige stelsel der halve verlichting, op vrouwen of standen of staten toegepast. Maar Eva’s blik had in diepte toegenomen, naarmate men dien in ruimte had beperkt, en al zeer spoedig had zij opgemerkt, dat haars vaders spook der belachelijkheid geen spook was, maar eene werkelijk levende, eene tastbare gestalte, die aangrijpt, terugdringt of met den vinger aanwijst de onvoorzichtige en stoute, die zich even waagt buiten de enge perken, die haar in het maatschappelijk leven zijn aangewezen. Zij hoorde de harde namen, waarmede dit spook haar zou beschimpen; zij zag den glimlach, waarmede hare zusters fluisterend savante, bas-bleu, en wat er van dergelijke titels al meer mogen zijn uitgevonden, onder elkander uitspraken. Zij zag meer, zij zag niet enkel hare zedigheid verdacht, zij zag ook haar hart miskend: de coquette heeft niets in het hart dan haar spiegel, »de geleerde vrouw” heeft niet eens een hart, zij heeft niets dan — haar hoofd! hoorde zij oordeelen: was het wonder, dat de zachte, beschroomde terugtrad en zich terugtrok? En had zij wel zoo heel onjuist gezien, het arme kind? Het is zoo, aan algemeen erkende superioriteiten, ook onder de vrouwen, heeft men nu wel het recht toegestaan zich te plaatsen waar zij zich zelve wagen durven, maar tot welken prijs en onder welke voorwaarde? Is ook niet van die zijde de lauwerkrans dikwijls zoo snerpend, als ware zij er eene van doornen? Van buiten alles groen en loveren, van binnen schrijnt zij en perst zij, en waar zij verwondt tot bloedens toe, wie is het die het ziet, wie is het die er medelijden heeft? Is niet veelal de erkenning der kunstenares als het sein tot de miskenning der vrouw? Is niet… maar wij beginnen te spreken van werkelijk erkende meerderheid, en Eva wist wel, dat zij geen recht had tot eene zulke verwachting voor zich zelve: licht had ze dan nog den moed gehad den kamp te wagen, om der wille van eene overwinning, die zij niet kende en daarom te hooger schatte. En zoo trok zij zich terug, als we gezegd hebben en niet enkel in overdrachtelijken zin, maar in den werkelijken; zij verengde al meer en meer den kring harer kennissen, en zij bevolkte al meer en meer hare eenzaamheid met de beelden harer phantasie. Met die droombeelden was zij gelukkig, met die droombeelden voelde zij geene leegheid meer in hare