Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/232

Deze pagina is proefgelezen

die vermoeden liet, dat men hier het geheele huis door zich voorzien had van verwarmingsmiddelen, die meer afdoende waren dan een Engelsche haard met Hollandsche turf gestookt en uit eerbied voor het gladde staal nog wel zonder hout!

Maar hoe goed ook ingericht, men begrijpt, dat Eva niet in de vestibule is blijven staan, en de kamer die de bediende voor haar opent, is gemeubeld en gesierd op eene wijze, die aan de entrée beantwoordt. Al wat het vaderland rijks en degelijks heeft uitgedacht was hier vereenigd met al wat uitheemsch vernuft en Oostersche weelde voor gemakkelijks en zinbekorends kunnen samenbrengen. Eva wierp zich, ietwat moede van haar snellen gang, op een fluweelen divan, strikte zich het élégante hoedje wat los, liet de boa minder dicht haar hals omkronkelen en richtte toen tot de persoon, die zich in de kamer bevond, de vraag:

— Is mijn oom t’huis?

De toegesprokene was eene vrouw, wier kleeding iets vreemds en weelderigs had, dat goed gepast ware bij ’t vertrek waar zij zich bevond, zoo zij niet door overdreven opschik had gezondigd, terwijl de omgeving door fijnen smaak aantrok. Men zou gezegd hebben, eene vrouw, die niet geheel haar leven lang een Europeesch gewaad was gewend geweest, en die bij de poging om het zich aan te schaffen, nog altijd door eenige denkbeelden van een ander halfrond bleef geleid. Bij voorbeeld, zij droeg kousen, maar van roode zijde, en zij had goedgevonden nog bovendien zich een voet, die uitnemend klein was, te schoeien met pantoffels van geel Turksch leder, die te sterker uitkwamen bij een rok van gestreepte roode en blauwe stof, die vrij kort was; daarbij droeg zij eene soort van basquine van zwart fluweel, met lange enge mouwen, waarop menigte van knoopjes, zilveren ringen en armbanden glinsterden. Het lijfje was voor open en liet een geel zijden onderlijfje zien, dat vrij veel had van de vesten der Turksche dames; en een gazen guimpe, om den hals gesloten door een zilveren haak, en twee rijen groote bloedkoralen lieten geen twijfel aan de zucht tot opschik dezer persoon, Haar lang gitzwart haar begon reeds te grijzen, maar dat belette niet dat zij het in hangende zware vlechten, met gekleurde linten gesierd, over den rug droeg.