Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/235

Deze pagina is proefgelezen

een bazar of het magazijn van een koopman in bric à brac, en minder dan iets kon dat hier wezen, want de kostbaarste en fijnste uitlandsche bloemen en heestergewassen in groote houten bakken of porseleinen potten sierden het geheel door hun weelderigen groei, en de hitte die Eva toestroomde, bewees dat het hier in werkelijken zin de foyer was van de warmte die in ’t gansche huis heerschte. Stoelen waren niet in dit kabinet, maar enkel zijden en fluweelen kussens, hier en daar zonder orde in ’t rond verspreid over een groen tapijt, dat in dikte en bewerking aan mos deed denken. Maar boven alles was Eva getroffen bij ’t zien van haar oom; hij zat in vollen zin op den grond, den eenen elleboog gesteund op een kussen, terwijl hij den anderen achteloos liet rusten op den hals van een gevlekten tijger, die met lammeren-gedweeheid zich daartoe gebruiken liet. Doch voor Eva, die haar oom kende, was er iets te zien dat nog meer hare verwondering moest wekken dan dit alles samen: hij had geschreid! Oom Aelbrecht geschreid! Het gaf haar dezelfde gewaarwording of zij haar vader had zien vechten!

In de afgetrokkenheid van zijne sombere luim had hij niet het lichte geritsel gehoord, dat Eva’s nadering moest veroorzaakt hebben, en zelfs niet den kreet dien zij had geslaakt; . maar de tijger, niet afgetrokken door zieleleed of wat ook, had wel gehoord, had zelfs reeds een levend wezen geroken, dat niet zijn meester was, en zijn instinct ontwaakte; hij snelde in twee sprongen zijlings op de jonkvrouw toe, en geen kans ziende haar van achteren te bespringen, kromde hij den rug met een sissend gesnuif en vestigde zijne gloeiende oogen op haar, om af te loeren hoe zijne kans het zekerst kon genomen worden.

Opmerkzaam geworden door het ongewoon wegsluipen van zijn vreemdsoortig huisdier, zag de meester op, peilde met één blik het gevaar der vermetele indringster, en weerde het tegelijk door op een luiden en scherpen toon van bevel het dier tot zich te roepen, dat terstond gehoorzaamde, hoewel niet zonder een zeker ontevreden gesnuffel te laten hooren, dat nog een wenk en een blik van den meester noodig had, voor hij zich rustig in een hoek terugtrok.

Nog onder den indruk van den eersten schrik, als onder dien