Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/240

Deze pagina is proefgelezen

hals toegeknoopt, dat er noch linnen, noch vest was te zien, een zwarte zijden das, wat stijf, eenigszins militair omgeknoopt, met de twee witte punten eener batiste boord daaruit opduikende, een zwart cachemiren pantalon, zwarte marokijnen pantoffels, en over die kleeding heen, als met eene voorzorg der netheid, een grijslinnen blouse, zooals kunstenaars en werklieden ze dragen onder hun arbeid, Het kon wel zijn, dat hij voor Eva’s komst zich met eenigen mechanischen arbeid had beziggehouden, althans eene soort van draaibank, een staafje metaal tusschen de schroef, vele werktuigen daar rondom, en de tabouret met leder bekleed, die er voor stond, getuigden dat hij somwijlen dus werkzaam was, en wellicht alleen tot verpoozing eene wijle zich had neergevleid op het mollig tapijt en zich vermaakt in het zonderling spel met zijn tijger, toen hij overvallen werd door die luim van somberheid, die zijne oogen vochtig had gemaakt.

Bij het denkbeeld van macht, dat zijne persoonlijkheid opwekt, kunt gij nog dat voegen van den rijkdom; want om niet te spreken van den overvloed eener verfijnde weelde, waarmede hij zich heeft omringd, en die toch op zich zelve reeds getuigenis geeft van eene groote fortuin, ziet men onder de curiositeiten, die achteloos ondereen geworpen zijn, uitgespreid op een der langwerpige tafels, enkele staven goud en zilver en kleine vazen met gesteenten van allerlei aard en doozen met zijden watten, waarin losse paarlen van zeldzame grootte. In een klein koffertje, dat openstaat, liggen diamanten, wier schittering Eva’s oog treft, zelfs nadat zij hare eerste bewondering en hare eerste nieuwsgierigheid heeft uitgeput over alles wat zij ziet.

— Zekerlijk, oom, roept zij, de kleine handen ineenslaande, gij moet zeer rijk wezen! Nooit zag ik zooveel schatten samen en dus ongebruikt! Het is waarlijk of ik bij den graaf Monte-Christo ben, maar dat is eene personaadje, die uwe aandacht wel zal zijn ontgaan.

— Integendeel, mijn kind, een roman als die, waarvan de graaf de held is, grijpt te veel in de diepten der menschelijke ziel en in de zwakheden van onzen tijd, dan dat ik er niet juist mijne opmerkzaamheid aan gegeven zou hebben. Het is een