Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/243

Deze pagina is proefgelezen

gij niet spreekt, voordat uw verstand als uw hart beide u dat raden.

— En een weinig de nood, lieve oom! want zekerlijk, ik ben ten einde raad— Oordeel slechts…, en zij sloeg de oogen neder, en wat kleurend en aarzelend, kwam zij tot de bekentenis harer litterarische proefnemingen, die, als wij verteld hebben, in ’t eerst meer een schitterend dan een helder verschiet gaven; ook wilde ik mijne moedeloosheid alles opgeven en daarlaten — bekende zij, — toen Frits…, en bij dien naam bloosde zij sterker dan bij de biecht van het litterarisch début, toen… Frits van de akademie terugkwam en eenige weken bij ons vertoefde, eer hij bepaald was waar zich te vestigen. Gij weet toch, oom, dat Frits Darfillijn bij ons aan huis is opgevoed…

— Neen, daarvan herinner ik mij niets, viel Aelbrecht in, terwijl hij het hoofd afwendde.

— Dat komt ook, gij waart toen buitenslands, maar het was toch natuurlijk. Frits had geene ouders meer, mijn vader was zijn voogd, zijne moeder was de eenige zuster van mijne moeder, dat weet gij toch wel, oom?

— Ja, dat weet ik, Eva! maar hoe komt dat alles te pas bij uwe mislukte proeven om novellen te schrijven? viel hij in, op eens scherp en bijna hard, altijd zonder haar aan te zien.

— Zoo gansch mislukt dan toch ook niet, oom! als gij hooren zult, antwoordde zij met het pruilend trekje van gekwetste auteurs-ijdelheid, — en ik moet dit zeggen, omdat gij begrijpen zoudt, dat ik aan Frits, die hoewel mijn oudere, toch mijn speelmakker was geweest, eerder dan aan iemand anders, eerder dan aan mijn vader, dan aan u, mijn klein geheim durfde mededeelen…

— O! zeker, zeker! ik begrijp dat, hernam de oom met eene sombere stem en duisteren blik, die iets wilds kreeg, dat Eva voor verwijt hield.

— En daarbij, oom, gij waart toen pas in ’t vaderland gekomen, ik had u slechts eenmaal gezien, en als gij weet, wij hadden allen wat schroom en wat opzien tegen u…

— Die zóó ver ging, dat uw vader op allerlei wijze mij den toegang tot zijn huis heeft weten af te snijden,

— Ik verzeker u, oom, dat Frits en ik ons daartegen zouden