Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/245

Deze pagina is proefgelezen

orde en harmonie te brengen in het gedachte, in het gevoelde, hoe aanschouwelijk het ook was voor u. Gun mij, vorm te geven aan deze massa, gun mij in dezen chaos te scheiden wat niet samenvoegt, te ontvouwen wat zich te veel ineenwikkelt, gun mij eenig vernis van stijl te werpen op de gestalten en beelden, door uwe verbeelding zoo fiks ontworpen, zoo krachtig gekleurd, en gij zult u verheugen in uwe eigen schepping!”

Gij begrijpt, hoe ik dit aannam, gij vergeeft, dat ik u zijne woorden herhale, hoewel ze mij eenigszins verheffen, het is niet uit ijdelheid, maar omdat zij mij onvergetelijk zijn gebleven, en omdat het mij zoo zoet is ze eens uit te spreken voor iemand, — vreugde, die ik mij nooit heb kunnen geven tot hiertoe…

— Misschien is dat goed! sprak Aelbrecht bedachtlaam.

— Misschien ja! maar toch, dat opsluiten in mij-zelve heeft mij veel gekost,… in ’t eerst… later is het gewoonte geworden, en de behoefte om mij mede te deelen aan anderen was ook niet meer zoo groot. Want een nieuw leven der ziele, eene nieuwe toekomst was mij ontsloten. Frits hield woord, en onder zijne hand kregen mijne conceptiën alles wat ze noodig hadden om te behagen, eene gestalte, waaronder zij voor mijzelve somwijlen onherkenbaar waren, en waaronder hij ze welhaast het publiek aanbood, onder een naamcijfer, dat niemand op het spoor kon brengen,… Ze waren welkom, ze werden gezocht, ik genoot al de afwisselende zoetheden en zuurheden van een auteur incognito, ik had genietingen, die niemand kon raden buiten Frits, ik had smarten, die hij alleen met mij kon deelen, want schoon hij zich toen reeds lang te R. had gevesstigd, onze correspondentie vulde alles aan… Gij begrijpt daarbij, hoe die mij vormde. Alles ging volmaakt goed, ik had zelfs somwijlen de geheime zelfvoldoening, dat men in ’t bijzijn van mijn vader een werk eere gaf, waarvan ik mij een goed deel mocht toerekenen; ik zag het hem daarop nemen, lezen en…

— Zwijgen, niet waar? Gij behoeft die phrase niet aan te vullen. Zij zuchtte: maar al te waar, zelfs voor mij: zijne voorzichtigheid gaat zoo ver! Begrijpt dus, hoe pijnlijk mijn toestand is sinds dezen ochtend! Maar eer ik verder ga, lieve oom, weet gij iets van het dagblad de Salamander?

— Ja, ’t is een nieuw dagblad, dat vrij goed geschreven wordt,