Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/246

Deze pagina is proefgelezen

en dat schrandere, ruiterlijke, maar misschien wel wat te stoute oppositie geeft tegen de flauwheid dezer dagen.

— Ziet gij, daar ben ik niet op verdacht geweest, anders… sprak Eva als tot zich zelve, maar wie kan ook op alles denken, en daarbij dat had hij moeten berekenen. die het weten kon, die alles weten kon.

— Nu kind… wie… wat,… Men heeft u toch niet in de politiek van den dag verwikkeld? glimlachte Aelbrecht.

— Neen, maar het dagblad geeft feuolleton. Frits, die van ’t begin af een der werkzaamste leden der redactie was, begreep op eens, dat de données van eene historische novelle die ik had gegeven, zich uitnemend bewerken lieten tot zoo vluchtige lectuur, die toch, hoe éphémère ook, indruk moet maken en achterlaten. Hij gunde mijne fantasie de wildste sprongen, wist al de losse draden mijner bonte intrigue tot fijne en vaste vezelen samen te vlechten, tot een weefsel dat geheel de handeling droeg en ontwikkelde, liet mij spelen met karakters, zooals ik ze kon uitdenken en gissen, hij verklaren en voorstellen in het leven, leende daaraan al den rijkdom, al de frischheid, al de kracht van zijn schitterenden en prachtigen stijl, al de sieraden die zijn zuiveren smaak wist aan te brengen, en hetzij hij dit een der eischen achtte van het onderwerp, hetzij dit eene der noodwendigheden is van dagblad-litteratuur, hij maakte gebruik van menigen terugblik op het verledene, om voor het tegenwoordige wenken te geven, hij nam de gelegenheid waar om uit de nevelen, die reeds de eeuwen omgeven, de duistere wolken van de toekomst te verklaren, en nu ja — als ik alles wel indenk, is het waarheid, dat er politieke toespellingen in gevonden worden, die sommigen niet goedkeuren, en kon de opmering juist zijn, dat het oude hier gebruikt is om het nieuwe aan te klagen…

— Welnu, daar zie ik nog geen kwaad in, dat is integendeel hoog noodig; daar valt ook over veel te klagen, en die schranderheid heeft om het behendig te doen, doet wel!

— Ik geloof het, maar hoe meent gij dat mijn vader oordeelen zal over zulke aanklachten en zulke behendigheid?

— Ze zijn zeker weinig in zijn geest, maar mij dunkt, hij kan er nog vrij wel buiten blijven op deze wijze.