Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/249

Deze pagina is proefgelezen

— Genegenheid, oom? Liefde!

— Gij liefde… — voor een Darfillijn!

— En achting, oom! O! gij weet niet hoe goed hij is en hoe beminnenswaardig.

— En die liefde is opgekomen sinds gij in gemeenschap novellen schrijft?

— Neen, oom! veel langer bestond zij; ik zou zelfs niet konnen zeggen van hoelang zij reeds dagteekent, dat is nooit begonnen; zoolang wij beiden denken en voelen konden, denken en voelen wij ook samen, en gelijk dit nooit is begonnen, zal het nooit eindigen.

— Dat zal toch moeten, Eva. Gij kunt Frits Darfillijn niet trouwen.

— En waarom juist met Frits Darfillijn niet? Hebt gij zekerheid, dat mijn vader nooit zijne toestemming zal geven? Frits meende altijd het tegendeel; hij meende zelfs wel eens een blik van welgevallen te hebben opgevangen, als vader vroeger onze overeenstemming opmerkte, — en een blik bewijst reeds zoovéél, als er sprake is van mijn vader! Hij ziet daarbij te scherp, om deze liefde niet gezien te hebben. Wij hebben ons zoo weinig verborgen.

— Wat een man als mijn broeder doen kan, waar hij zich toe leenen zal, hoe diep hij zich kan neerbuigen, of hoe ver heenstellen over alles wat hem tegen is, uit vreeze, tot welke monsterachtige combinatiën zwakheid en egoïsme hém brengen kunnen, is vooraf moeielijk te berekenen, sprak Aelbrecht met drift en heftigheid, maar kalm en vast, en juist dáárom nog meer dreigend, en somber voegde hij er bij: maar zeker is dit ééne, dat ik nooit in dit huwelijk zal toestemmen, en dat tegen mijn wil uw vader nooit meer iets zal doorzetten, al betrof het zijn hartewensch.

— Het is immers reeds genoeg, als gij weigert ons te helpen, als gij het reeds niet heden doet, is alles gedaan. alles verloren. Mijn vader zal mij dwingen alle betrekking af te breken met de gevaarlijke redactie van een verdacht journaal, hij zal van mij eischen mijn litterarischen arbeid af te breken met eigen hand, misschien wel eene herroeping vergen, die zijn naam zuivert, — en gij begrijpt, wat onder zulke omstandigheden van