Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/25

Deze pagina is proefgelezen

toch niet al te droevig, Neef! mij dunkt, WIJ zien elkander weder: ”

Verrast door de onverwachte tegenwoordigheid van Isabella, bedwelmd en verward door hare woorden) die eene belofte schenen in te houden, en overweldigd door de smart van het oogenblik der scheiding, dat hij zeker had gehoopt nog te verschuiven, wierp zich de jonge Prins aan hare voeten, zonder een woord te uiten; als bewusteloos drukte hij zijne lippen tegen het bont van haar kleed, dat hij krampachtig gevat hield; hij had hare toespraak niet gehoord, hare hand niet genomen. Mevrouwe de Chimay en Demoiselle d’Arguel voerden Maria met eenige drift van hem weg; het scheen haar iets te kosten, hem zóó te verlaten. Bij de deur genaderd, zag zij nog even om. hij was in dezelfde houding gebleven, als waande hij haar nog dáár; die verbijstering van radelooze droefheid sprak tot haar hart; zij barstte in een zacht schreien los, en fluisterde bewogen tot Demoiselle d’Arguel, op wier arm zij leunde: »De arme Prins van Calabrië lijdt door mij, en dat pijnigt mij bitterlijk: maar de Heilige Moeder Gods moge mij vergeten in hare voorbede, zoo het mijne schuld is, of zoo ik wete hoe het te verhelpen.”

En zij had wel gelijk, het lieve kind! Het was hare schuld niet, dat zij het gewicht der handelingen niet begrep en had, waarbij men haar als werktuig had gebruikt, dat zij eene trouwbelofte had geteekend op bevel van haar vader, met dezelfde bereidwilligheid, waarmeê zij hem een harer liederen op de harp zou hebben voorgespeeld; maar ook zonder bij het eene meer te voelen dan bij het andere, als het perkament verbrand zou worden en het lied gestaakt; het was hare schuld niet, dat ze, ondanks een zeker welgevallen in den goedigen en bevalligen Ridder, als bij ingeving had begrepen, hoe tien jaren verschil van leeftijd oneindig veel verschil moest geven in ontwikkeling van hoofd en hart; hoe zij nog kind heette, terwijl hij man was; misschien was het die kinderlijke naijver op zijn vermeend voorrecht, die haar tegen hem innam, zonder dat zij het zelve wist. Het verveelde haar, hem te hooren uitdrukken, wat zij niet wist te voelen; het vernederde haar, te bekennen, dat zij niet begreep. Onbestemd zag zij zijne zedelijke meer-