Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/250

Deze pagina is proefgelezen

ons huwelijk kan worden, en dat alles — alles, omdat gij een vooroordeel hebt tegen Frits.

— Beken liever, dat zijne onvoorzichtigheid hier het eerst schuld heeft; maar al ware dit niet… neen, ik heb geen vooroordeel tegen dien jonkman. .…

— Als gij hem slechts wilt zien, wilt spreken, ik ben zeker dat hij voor altijd uwe genegenheid wint, uwe hoogachting!

— Men wint mijne genegenheid niet meer zoo snel, en ik ben niet zoo overgul met mijne hoogachting; toch is het mogelijk, dat uw geliefde aanspraak heeft op beide, en dat ik hem die schonk, maar dat zou niets veranderen, het zou mij slechts eene grieve te meer zijn, want ik zou toch geen stap kunnen doen, om u met hem — te vereenigen; wel uit alle macht een huwelijk beletten, waarvan het denkbeeld alleen mij rillen doet.

Werkelijk lag de bleekheid van het afgrijzen hem op het voorhoofd.

— Maar om ’s Hemels wil, wat heeft hij dan toch gedaan om uw onwil te verdienen in zoo hooge mate?

— Hij heeft niets gedaan, niets, maar hij is… — Hij scheen zich plotseling in te houden en bedacht zich even — hij is een genie, naar gij hem beschrijft, en genieën maken altijd rampzalig wie eene inniger vereeniging met hen droomt dan die van het hoofd, wie zijn leven voor altijd aan het hunne verbindt; met wil of ondanks hun zelven, door het lot of door hun karakter of door hunne beginselen of door hun gebrek er aan, door hunne deugden als door hunne ondeugden, door hunne sterkte als door hunne zwakheid; geniëen zijn de verderfengels van de zwakke, vertrouwende schepselen, die aan hunne voeten knielen of die naar hun straalkrans opzien met een geloof, als ware het eene heiligen-glorie.

— Oom, ik bidde u, oom, houd op, en spreek zoo niet meer . Mijn God! welk eene akelige profetie, riep Eva verschrikt, maar eene wijle daarna begon zij te glimlachen en zeide: welnu, al hebt gij gelijk, mijn Frits is geen genie; juist een van de weinige malen dat mijn vader zich over hem heeft uitgesproken, zeide hij: »rits is een man van hoofd en karakter, van hart en van beginselen; maar — een genie is hij niet; hij kan goed uitvoeren, hij zal nooit uitvinden, — en gij weet, mijn vader ziet juist, zoo ras hij wil.