Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/251

Deze pagina is proefgelezen

— Uw vader! Hij zelf heeft veel genialiteit, dat volstrekt geene kracht is, maar slechts eene zwakheid of eene schuld te meer, als zij onbeheerscht of ongebruikt aan zich zelf is overgelaten.

— Nu dan, oom, als Darfillijn geen genie blijkt, maar alleen een man van verstand en van talent, wat kunt gij dán nog tegen hem hebben? vroeg zij vleiend, want zij dacht dat zij rechtstreeks op hare zegepraal afging.

— Eenvoudig dit — dat hij Darfillijn heet, dat hij de zoon van zijn vader is! — riep Aelbrecht nu met eene uitbarsting, zichtbaar lang bedwongen en beheerscht, maar die hij nu niet meer meester was, — omdat, indien ge dan alles weten wilt, zijn vader een eerlooze was, die zijn geslacht een geschandvlekten naam heeft achtergelaten, en die — luister, Eva, maar wees sterk! een man, die een snellen en vreemden dood is gestorven in een kerker, en voor wien dat eene uitkomst mocht heeten, eene barmhartigheid… van het lot,… of van zijne vrienden, want zij behoedde hem voor…

Maar Eva luisterde reeds niet meer; doodsbleek en sidderend stond zij op, wierp zich aan zijne borst en sloeg beide handen om zijn hals, — zwakke poging om de vreeselijke woorden, die hij ging uitspreken, terug te houden, alsof ze daardoor onwaar zouden worden; maar die man scheen onverzettelijk, als hij oordeelde hard te moeten zijn, want hij vervolgde:

— Ziedaar, waarom ik uw neef Frits reeds veroordeel, die dit weten kán, die dit weten móet, en die toch zijne oogen naar u durfde opheffen, uw hart voor zich durfde winnen en u aan de smarte van zulke teleurstelling heeft gewaagd. En nu, Eva, tusschen ons over dit punt nooit meer één woord, nooit meer ééne vraag, want ik zou u moeten verpletteren, ik zou u ophelderingen moeten geven over de wreede barmhartigheid, die den schuldigen Darfillijn heeft verlost.

— Zoo is dan mijne levensvreugde voor altijd verstoord, de hoop mijner toekomst voor altijd daarheen, mijne rust voor altijd verloren! Oom, oom, gij verstaat er u op, iemand te verpletteren, zooals gij het noemt. Ik zal u geene vragen doen, — nooit meer, ook niets van u wachten noch hopen voor dezen wensch mijner ziel, — alleen geloof dit, dit ééne, Frits heeft geene schuld, niet zulke schuld ten