Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/252

Deze pagina is proefgelezen

minste als gij denkt; hij heeft mijn hart niet veroverd door list of kunst en met berekening, maar het was het zijne, ik had het hem gegeven, eer hij of ik op een leeftijd waren om kennis te hebben van zulke vreeselijke gebeurtenissen of om ze te begrijpen. Frits wist toen niets, indien hij nu weet…, dat ik nauwelijks kan gelooven; mogelijk werd hij van zijne ouders reeds zoo jong gescheiden, dat hij ze zich niet meer herinnert, Dit is zeker — nooit nog sprak hij van zijn vader…

— Hij kan een knaapje van vijf of zes jaren zijn geweest, toen die orkaan over dat gezin losbrak…

— Eene enkele maal heeft hij mij zijne moeder genoemd.

— Zijne moeder was een engel, Eva, die door den man, aan wien zij gekluisterd was, in den diepsten jammer is gestort,… jammer, waaronder zij is bezweken… Zie, zie! en hij schoof haastig een aantal rijke cameën en fijne mozaiken ter zijde, en uit een eenvoudig foudraal nam hij een klein medaillon, — zie, dit is hare beeltenis…

— Het heeft veel van het portret mijner moeder, sprak Eva met gevoel.

— Zij waren zusters! Zij geleken elkander; beiden waren zacht, bevallig, lievenswaard, beiden huwden uit liefde, beiden hebben veel geleden, beiden hebben zich bedrogen in hare keuze; beiden zijn dood en kunnen u niet meer waarschuwen tegen haar lot! en ik… ik zou er u aan wagen, ik zou schande en oneere overzien en u in de hand geven van den zoon eens mans, die zulke ellende bracht over de zijnen! Neen, mijn kind, neen! Er zijn erfelijke ondeugden zoo wel als erfelijke kwalen.

— Oom! viel Eva in, terwijl zij met zonderlinge vastheid naar hem opzag — ik wenschte, dat gij uw tijger zoo straks niet hadt teruggeroepen; gij hadt mij dan grooter weldaad bewezen dan door deze ophelderingen.

— Kind! gij weet niet wat gij zegt. Meent gij, men zou niet kunnen leven met teleurgestelde wenschen.

— Zeg met gebroken hart, met verstoring van alle werkzaamheid van den geest, want dit voele ik, met hem moet ik ook dat opgeven. Ook dan als men de hoogachting moet ter zijde stellen voor wie men eeren wilde en moest, als men niet