Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/258

Deze pagina is proefgelezen

het voetstuk, een soort van estrade in zwarten steen, bijna op de wijze van de treden eener altaartrap; op de bovenste trede lag of liever stond het hoofd, dat ondersteld werd tot den romp des monniks te behooren; het was niet van hetzelfde marmer als de beelden, maar van het allerfijnst en doorzichtigst albast, dat eenigszins een blauwachtigen tint had, die volmaakt den valen lijktint nabootste. Ook was het effect van dit akelig kunstwerk van afgrijselijke kracht, als de uitvoering van eene ontzettende waarheid, zonder eenige verschooning van des aanschouwers gevoel, zonder eenige vergoelijking of idealiseering ter wille van kunstsmaak. Het scheen uitgevoerd met eene vaste, kalme meesterhand, door iemand die het model met een rustig, koel oog had bestudeerd, en die zich had voorgesteld, niets te geven dan de waarheid in hare afschrikwekkende naaktheid, en die tot verbazing toe in dit ontwerp was geslaagd. De opstekende haren rondom de geschoren monnikskruin, de trekking der oogleden. de slapheid der wangen, de kramptrekking rondom den mond… en het verdere, waarvan wij u de beschrijving sparen, alles was weergegeven met diezelfde strenge juistheid, die bij mislukking belachelijk zou geweest zijn, bij dit volmaakt slagen integendeel tot ontzetting dwong. Het was of al de geestdrift van den kunstenaar zich had uitgeput om over het bevallig beeld der vrouw het waas der hoogste poëzie te werpen, en niets meer had overgehouden voor het overige dan de koude eerlijkheid van den platten copiïst.

Op Eva deed het akelig tafereel de uitwerking, die men wachten kan: zij werd bleek, rilde en vlood naar de andere zijde van het gewelf, er niet eens aan denkende, dat daar tusschen die bloembakken de ijzeren traliekooi was, waarin Torso door zijn heer was opgesloten.

Aelbrecht had intusschen den sluier heen geworpen over voetstuk en al, en volgde haar zichtbaar ontrust; hij nam hare hand en drukte die, maar hij zeide niets. Slechts voerde hij haar een weinig verder, trok opnieuw eene gordijn weg, en deed haar eene schilderij aanschouwen, wel geschikt om terstond geheel de verbeelding in te nemen en dus te beheerschen, dat iedere vroegere indruk er voor terug moest wijken.

Het onderwerp was: Christus voor den Joodschen raad, op het