Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/261

Deze pagina is proefgelezen

niet had willen geven, maar Eva lette ditmaal niet op hem.

— Het zou goed zijn, zoo men altijd dit beeld dus voor oogen kon hebben. Welk een voorrecht, die schilderij te bezitten!

— Ik bezit de schilderij omdat het beeld mij dus voor oogen stond; ieder voor wien de verschijning van den Christus eene waarheid is geworden, vormt zich eenig denkbeeld van de gestalte, die Hij heeft gedragen onder de menschen. Dit nu was het mijne, dat ik ééns moest uitdrukken.

— Maar oom! riep Eva, gij zijt dan ook schilder! Zeker, gij voert mij van de eene verwondering tot de andere!

— Gij moest u slechts over één ding verwonderen dit dat ik nevens dit eene nog al dat andere blijf behouden! Ik zeg het mij vaak met de diepste zelfverachting. Vreemd, niet waar, allervreemdst, of liever allerdwaast, dat men met den Christus in het hart nog iets van beteekenis kan achten buiten Hem en het Zijne… en toch… bij wijlen…

— Zulke woorden uit uw mond, oom! riep Eva; weet gij, dat men van u zegt, dat gij… een volstrekte tegenstander zijt van onzen godsdienst, dat gij… uit haat aan ’t Christendom… in ’t Oosten renegaat zijt geworden.

Hij glimlachte.

— Ja! men zegt veel wonderlijks, lief kind, vooral van wie lang weg waren en van verre komen; men zal gehoord hebben, dat ik gewoon ben op kussens te zitten, in plaats van op stoelen! Zoo iets is voor sommigen al bewijs genoeg!

— En daarbij, gij gaat nooit naar de kerk!

— Ziet gij, dan doen zij mij ook niet te veel met mij tot een Turk te maken! zeide hij. lachende. maar weet dit ééne Eva, zoo men in Europa soms in verzoeking mocht komen, het Christendom te verdenken uit ergernis over de Christenen, — tegenover de puinhoopen van Jeruzalem wordt de Christus ons en minste eene waarheid, al toonen zij die zich naar Hem noemen, ons ook dáár slechts een verlichaamde logen!

Haar oom dus te hooren spreken maakte op Eva den zonderlingsten indruk, dien zij nog van hem had ontvangen. Zij zelve was vroom in het harte, maar niet gewoon zich over godsdienstige onderwerpen uit te laten. Haar vader, in zijne hoe-