Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/274

Deze pagina is proefgelezen

er een zeker overwicht uit te oefenen, zoo haast hij het wilde. Om dus terstond van zijne goede verstandhouding met zijn oom getuigenis te geven, stak hij dezen de hand toe, terwijl hij vroeg met zekere beduiding:

— Uwe verschijning hier kan men vreemd hebben gevonden. Oom! Ik hoop toch niet, dat zij u in moeielijkheid heeft gewikkeld? Don Abbondio, als men denken kan, vatte de loyale hand van zijnen neef met de drift en de dankbaarheid van den drenkeling die van den forschen matroos, die hem naspringt, maar hij had geen moed hem zoo op eens voor die allen geheel zijn bezwaar te klagen, ook zeide hij alleen:

— In moeielijkheid juist niet, mijn beste neef! integendeel, deze heeren hebben mij bewijzen gegeven van hun goed gevoelen jegens mij, die mij in zwaren tweestrijd brengen,… als gij denken kunt.

— Ik begrijp dat, Oom! viel Frits in, en had moeite om een glimlach te ontveinzen.

— Zij willen mij voorstenen als hun candidaat bij de nieuwe benoeming van kiezers, en gij begrijpt, dat ik… niet kon aannemen, zoolang ik niet wist, hoe gij…

— Ik dank u, Oom! Gij hebt begrepen, dat iemand van Uw leeftijd de belangen van iemand van den mijnen niet in den weg moest zijn, dat zekerlijk wezen zoude, indien gij u deze keuze liet welgevallen, zeide Frits, snel en gevat de positie overziende.

— O, nu begrijpen wij alles, riepen de anderen, zijne aarzeling, zijne vrees in den weg te zijn, alles, alles, en het is natuurlijk… zoo natuurlijk als edelmoedig.

— Niet waar, mijne vrienden, riep Frits, die nu van zijn overwicht gebruik wilde maken, gij verbindt u of hebt u al reeds stilzwijgend verbonden mijne ontwerpen te bevorderen, mijn streven te steunen, dat trouwens geen ander doel heeft dan dat, waarop gij afgaat…

Algemeene toestemming.

— Nu dan, laat dien inval varen, geef dat op, het candidaatschap van mijn oom, althans voor ditmaal; gij ziet, hij treedt goedwillig voor mij ter zijde.

— Waarom heeft hij niet terstond gezegd, dat het dit was en dat hij u wachtte?

— Ik was zelf niet zeker, of ik wel komen kon. Ik had zaken