Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/284

Deze pagina is proefgelezen

was om de eer van zijn zwager te herstellen — hervatte Luciaan — ziedaar alles, wat ik u nu zeggen mag, mijnheer, en ik bid u, lok geene andere ophelderingen uit. Ik ben een jong mensch, mijnheer, maar ik ben rijp genoeg in levensondervinding om niet op lossen grond te zeggen wat ik bevestigen wil. Frits is de zoon van een eerlijk man: ziehier wellicht iets dat het u verzekert; deze brief is van zijne moeder, en aan u gericht.

— Zijne moeder leeft dan nog! — riep Aelbrecht, die in de hoogste spanning was opgestaan; hij werd doodsbleek, en het was alsof zijne oogen groot er werden onder de geweldige aandoening, — zij leven! zij aan mij schrijven!

— Het grieft mij, dat uwe levendige verbeelding zich juist deze voorstelling maakt, mijnheer, want ik moet haar dien vroolijken glans ontnemen, Mevrouw de weduwe Darfillijn is in den vreemde overleden, reeds sinds jaren, dat is door authentieke bewijsstukken geconstateerd.

— Maar dan die brief, die brief?

— Heeft zij aan u gericht kort voor haar dood, maar die is niet met de andere papieren naar Holland opgezonden. misschien omdat gij toen reizende waart in een ander werelddeel, en niemand toenmaals uw adres kende, en uw broeder gansch geene betrekking met u hield in dien tijd; al het overige bleef dus liggen bij den notaris die de zaakverzorger der familie was geweest. Gij kwaamt niet terug… de dochter der overledene werd mede als dood opgegeven, de zoon was minderjarig en onder voogdij van zijn oom, die verboden had, aan dezen eenige inlichting te geven; dat schijnt de oorzaak, dat ook zelfs bij de meerderjarigheid het geheele bestaan dier papieren, hoewel er van zeer hoog belang bij waren voor den jongen Darfillijn, is verborgen gebleven, en wellicht altijd zoude zijn, zoo niet mijne bekendschap met Frits er mij opmerkzaam op had gemaakt… De notaris was mijn vader! Bij zijn overlijden in het verleden jaar moest ik kennis nemen van zijne zaken, hoewel ik hem niet opvolgde, maar als jong advocaat stelde ik natuurlijk belang in merkwaardige processtukken… de eerste klerk wees er mij sommige van aan, ook de papieren der familie Darfillijn kwamen dus in mijn bezit, — en wat ik vond —