Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/289

Deze pagina is proefgelezen

wenscht, — zeide Luciaan, terwijl hij Aelbrecht’s gelaat bestudeerde.

— Eene vriendin mijner Margaritha, o! zij kan vooruit rekenen op mijne vriendschap.

— Zij was niet juist eene vriendin, maar…

— Toch geene vijandin, hope ik…

— Neen, maar zij heeft eene wijle in verwijdering van haar geleefd en is slechts kort vóór haar dood tot haar teruggekeerd.

— Maar, mijnheer, wat gij daar zegt moet mij doen denken aan iets anders dan een vreemde, aan… eene… verwante… Margaritha had eene dochter… maar… het gerucht van haar dood…

— Is valsch, Katharina Darfillijn leeft! Zij is het, waarvan ik sprak.

— Het kind van die geliefde vrouw, van dien zoo verongelijkten man! riep Aelbrecht met vuur .

— De zuster van Frits! — voegde Eva er bij, half met vroolijke blijdschap, half met een zacht verwijt aan haar oom, die voor den eerste zoo weinig sympathie had getoond.

— Hoe ik haar lief zal hebben, hoe ik hare rechten zal handhaven!

— Dat is wel hetgeen zij van u hoopt. en wat mij tot u voert met de bede, dat gij mij toestaan zult, u daarbij hulp te biedent opdat dit doel bereikt worde zon.der een openlijken aanval tegen den vader van mejuffrouwen den oom van Frits; uw bijstand, mijne bewijzen, de verschijning van zijne dood gewaande nicht, alles zal mijnheer *** dwingen, zich als overwonnen in onze handen te geven, en wij zullen de overwinning gebruiken tot de beste oogmerken.

— Goed gezien, mijn jonge vriend, men durft een strijd ondernemen, als men op zulke vredesvoorwaarden denkt: de overleden Darfillijn in zijne eer hersteld, Frits en Katharina, zooveel dat door stoffelijke middelen geschieden kant het verlies hunner ouders. vergoed, dat lieve kind dáár een hartewensch vervuld, dien zij reeds had opgegeven, en ten slot te uw dagblad een prête nom verzekerd in mijn broeder, — was het met zoo iets, dat gij van hem wenschtet?