Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/290

Deze pagina is proefgelezen

— Vergiffenis, mijnheer, wij wenschten zijne tusschenkomst bij ’t gouvernement, om eene vergunning te verkrijgen, die ons zeer noodig is in ’t belang van den handel; ik weet, hij heeft invloed, hoewel hij dien niet gebruikt.

— Ditmaal zal hij dien gebruiken, wees er zeker van, en intusschen, wilt gij mij als deelgenoot, als voorstander uwer materiëele belangen, ik heb altijd eenig goud ter mijner beschikking, om eene goede zaak te steunen; in uwe handen, in die van Frits zal dat goed vertrouwd zijn.

Men begrijpt, hoe van harte dit aanbod werd aangenomen; vroolijk werd het met eene teug Cypriër bevestigd, en daarbij het dagblad goed heil gewenscht. Eva zelve bracht haar glas met een glimlach even aan de lippen, maar even schielijk zette zij het neder onder een afwisselend kleuren en verbleeken,

Er was gescheld en opengedaan, terwijl Luciaan en Aelbrecht de laatste woorden gewisseld hadden, en Eva hoorde eene stem naar haar vragen, die zij herkend zou de hebben, ware het door lood en muren heen. Xativa scheen ditmaal onwinig tusschen beide te treden, althans de bediende kwam binnen en diende mijnheer Frederik Darfillijn aan, die, als men denken kan, terstond werd toegelaten.

— Toch hier, toch gekomen! — sprak Eva met zachte blijdschap, nadat Frits met Aelbrecht de eerste kennis had gemaakt en de laatste hem zelf naar zijne nicht had heengevoerd.

— Toch hier, toch gekomen! — herhaalde Luciaan met verwijt — ondanks uwe belofte!

— Eva kreeg geen antwoord dan een zachten handdrok, tot Luciaan zeide Frits:

— Nu ja, ik had niet mijn woord gegeven Amsterdam te mijden, en ik herinnerde mij, dat ik gewacht werd bij de vergadering op de **sociëteit.

— Gij hebt gelijk, en gij mocht die niet verzuimen, maar gij zijt aan het huis van uw oom geweest, anders hadt gij mejuffrouw Eva hier niet opgezocht!

— Wat zal ik u zeggen, mijn beste Luciaan? Toen ik aan dat huis kwam, was mijn oom daar niet meer, maar ik heb hem toch reeds gezien en gesproken!

~ Als dat maar geen kwaad brengt, — riep Eva verschrikt —