Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/291

Deze pagina is proefgelezen

gij zijt zoo ras besloten, en gij voert zoo schielijk uit;… weet nu mijn vader?…

— Hij wist reeds, maar niet door mij.

— ’t Is valsch spel, Frits — sprak Luciaan geërgerd — ’t is tegen belofte, en nog daarbij, een goed veldheer waagt geen aanval zonder zijne hulptroepen af te wachten.

— Maar kan ik het dan helpen, zoo het lot mij de overwinning in handen voert buiten mijn toedoen?

— Eene overwinning! eene overwinning! eene overwinning, op mijn vader! op mijn broeder, op Don Abbondio! riep ieder van hen op zijne beurt.

— Ja zeker, eene volkomen overwinning, behaald zonder slag of stoot, ik heb slechts mijne voorwaarden te noemen.

— Die kans mistrouwe ik, zoo geheel en zoo snel geeft mijn broeder zich niet gewonnen, — sprak Aelbrecht.

— Die overwinning is mij ook te licht behaald, en ik geloof niet voor dat ik den vijand de vredesartikelen zie teekenen, — glimlachte Luciaan.

— Helaas, gij heeren spot er mede, — riep Eva, — en mijne beklemdheid stijgt, oom Aelbrecht en mijnheer Luciaan hadden zoo goede plannen, en als Frits nu reeds met onmoeite en verwarring is begonnen, kan alles verloren zijn.

— Neen, lieve, wees gerust. Neen, mijne heeren, gelooft mijn woord, ik ga mij terstond rechtvaardigen… en gij zult toestemmen, dat ik niet te lichtzinnig den zegekreet aanhef.

En hij begon hun het verhaal te geven van zijne ontmoeting met Don Abbondio, die wij hebben bijgewoond.

Luciaan en Eva oordeelden beiden, dat Frits nu werkelijk ernstige aanspraken had verkregen op de dankbaarheid en den goeden wil van Don Abbondio, maar Aelbrecht zeide hoofdschuddend, en terwijl zich diepe rimpels op zijn voorhoofd groefden:

— Luistert, kinderen, zoolang mijn broeder nog één uitweg ziet, zal hij er door heen sluipen, en wij moeten nog gansch niet op den triomf bouwen.

— Hoe! zelfs nit als wij ons samen in bondgenootschap vereenigen tegen hem? — sprak Luciaan — ik met mijne bewijzen en met mijne verschijning uit den vreemde, Frits met de rechten op zijne dankbaarheid en met de bedreiging boven