Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/301

Deze pagina is proefgelezen

Genève op eene bank buiten zijne woning liet zitten wachten op zijne gastvrijheid, gaf hij in trouwe meer blijk van zwakke menschenvrees dan van moedige christelijke liefde… maar Erasmus en Genève, brengen ons eeuwen en mijlen ver van Don Abbondio en de receptie-zaal van mijnheer Brandsen, waarin de eerste intusschen is binnengeslopen op de wijze als wij hebben aangegeven, groetende zonder iemand in ’t bijzonder aan te zien, en zoo hij hoopte ook niet al te veel opgemerkt, — en toch, wie had moediger, vroolijker, fierder het hoofd kunnen opheffen dan hij, — wie had met helderder blik kunnen rondzien en met vaster tred en vrijer houding zich kunnen bewegen onder die menschen daar, en onder alle menschen zelfs, dan juist hij. zoo hij gewild had? God had hem gaven des verstands en des geestes geschonken, waarmeê hij zich kon doen vreezen door de slechten en de dwazen, en kon doen achten door de goeden en vromen; eene fortuin, die hem onafhankelijk maakte van allen, en die hem de verplichting oplegde, niet minder dan zijn geest, om veel voor anderen te zijn, en zwakken tegen sterken te handhaven. Hij was nog in ’t volle genot van levenskracht en gezondheid, van een uiterlijk, dat hem zeker aan velen gevallig moest maken; met wereldtoon genoeg bekend, in menschenkennis genoeg geoefend, was er niets, dat hem hinderen kon, en moest integendeel alles medewerken met zijn wil, en toch — niets van dat alles gebruikte hij, niets van dat alles genoot hij, hij deed er niets mede dan het weg te sluiten, te verbrokkelen, te verminken, hij gebruikte het tot niets dan om zijn leven lang in angstige siddering te verkrimpen. Voorwaar niet velen, denkt men, zijn er als hij; maar toch zoovelen er zijn, zoovelen er iets van hebben, zullen zij eene geduchte rekenschap hebben af te leggen van het verwaarloosde, die zij beter deden nu meer te vreezen dan al het overige.

Wat de kleeding aangaat, die van Don Abbondio was onberispelijk, naar zijn stand en leeftijd, en met keurigen smaak gekozen: als men denken kan, was alles met zorg vermeden wat opzichtelijk stond, of de aandacht kon wekken, geen lorgnet, geen juweelen doekspeld, geen gouden snuifdoos, geen ring met een wapen in chrysoliet of amathist gesneden, de foulard zelfs van een stil patroon, en zeker had hij zich liever twintig