Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/303

Deze pagina is proefgelezen

allerliefst meisje zoo wat in den leeftijd van Eva, en als deze levendig en schrander, maar meer schalk, meer dartel en plaagziek, die zoowel als Eva iets van de zwakheid van Don Abbondio had doorzien, die niets liever wenschte dan een voorwerp om ten aanhoore van al hare bewonderaars met haar vernuft te schitteren, die in ’t eind niet zijne dochter was, en voor wie Don Abbondio dus eene gemakkelijke, eene onschatbare prooi moest strekken. Een meisje, als een echt bedorven kind, als de gunstelinge van haar oom, zich alles veroorlovend, moedwillig als een kleine page, en radeloos onvoorzichtig, nooit gewoon haar oom zelfs te ontzien, want zij had door zijne zorg juist die opvoeding genoten, juist die voordeelen verkregen, die hij zelf had moeten missen, en zij gebruikte ze — onedelmoedig genoeg — om er hem mee te overbluffen en te bespotten. Het was onvergefelijk, maar ze was nog eigenlijk een kind, en kinderen zijn dikwijls wreed en hard, zonder te weten hoeveel zij het zijn; zij kende nog niets van het leven dan de zonnestralen des geluks, ’t was niet vreemd, dat zij er in speelde als een wild poesje, krabbend en bijtend en toch bevallig. Men had baar op de aristocratische kostschool, waar de laatste hand aan hare opvoeding werd gelegd, wel uiterlijke beschaving aangebracht en fijne manieren geleerd en de gave medegedeeld iedere levende taal te spreken zonder vrees of blaam, maar de kostelijke gave van een goed hart en van een zachtmoedigen geest wordt niet aangebracht met de verfijning der manieren en met de uitbreiding der kennis.

Don Abbondio dan had niet verwacht, dat zij thuis zoude zijn; het was niet in den tijd der jaarlijksche vacantiën, en hij had gemeend, dat men Albertine, een weinigje de jongere van zijne Eva, niet zoo spoedig in de wereld zoude voorstenen. In haar afwezen bracht hij zijne dochter niet in dit huis, en hij hoopte dat zelfs na hare wederkomst dat altijd te vermijden. Als kinderen was dat goed geweest, maar nu vond hij de vereeniging dier beide jonge dames voor zijne dochter wel een weinigje gevaarlijk.

Het spreekt vanzelf, dat Albertine nu niet meer kinderlijke plagerij zou oefenen tegenover den huisvriend van haar oom, maar zij ontzag den oom zelven niet, zij glimlachte over zijne bêtises, zij deed zijne blunders uitkomen, zij voerde hem aan