Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/320

Deze pagina is proefgelezen

king van zijn gelaat. Het denkbeeld griefde hem, dat hij tegen zulk een man zulke wapens moest richten, als hij met zich voerde, en een oogenblik stelde hij zich voor, of men zich ook in dit karakter kon hebben vergist, en het kostte hem eene zekere overwinning op zich zelf om zich terstond in zijne rol te zetten. De jonge advocaat begon met een paar woorden van verontschuldiging over het vroege uur van zijn bezoek, terwijl zij wederzijdsch plaats namen, waarop Don Abbondio hoffelijk maar kort antwoordde, dat hij zijn tijd tot den dienst stelde van zijn bezoeker.

— ’t Is allergoedwilligst, mijnheer, voor een vreemde… want ik geloof, dat ik het voor u ben. Eigenlijk niet. Don Abbondio kende Luciaan bij geruchte als een der voornaamste medewerkers van het dagblad, als een der gevaarlijke jongelieden dus, waarvan hij Eva gesproken had. maar gij begrijpt, dit was iets dat hij »buiten pijn en banden" niet licht zou erkennen; ook was zijn schrik bij ’t lezen van den naam niet gering geweest, maar werd terstond getemperd door eene combinatie, die hij maakte uit de nevensgevoegde woorden: »Vanwege mevrouw van Eijm." — Gij hadt goede aanbeveling; zoo zijt gij dan bekend in de familie van mijnheer Brandsen? — Die eere heb ik… in den vorigen zomer op een toertje door Zwitserland ontmoette ik mevrouw van Eijm, die hare dochter na de vacantie naar een pensionaat bij Genève terugbracht. Op reis maakt men spoedig kennis, daarbij de familie. onder wier geleide de dames reisden, was een weinig de mijne; ik had dus het voordeel mij te kunnen aansluiten. Wij hebben nog allerliefste uitstapjes met elkander gemaakt, eer de poort van de prachtige kostschool zich achter mejuffrouw Albertine sloot.

De advocaat sprak dit laatste met eene opzettelijke schuchterheid, waarvan voor Don Abbondio de verklaring licht viel, en die hem tegelijk op het spoor hielp van de raadselachtige voorliefde der beide dames voor een dagblad; dit vermeerderde zijne hoop, het gaf hem zelfs eene zekere opgeruimdheid.

— Maar, als gij weet, heeft die fatale poort der gekerkerde sinds eenigen tijd vrijheid gegeven, — glimlachte hij.