Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/326

Deze pagina is proefgelezen

zoo goed recht als een ander om geduld en lankmoedigheid af te leggen, en ik zal het doen; ik wil zien, of het mij niet mogelijk is, te bewijzen… ik wil ten minste weten, wie… zich aanmatigde… ware het desnoods door den weg van rechten.

— Een proces! maar, mijnheer, dat zou ik u nooit raden, dat zou eene allerongelukkigste combinatie geven; men heeft dan in uwe familie wel groote voorliefde voor processen!

— In mijne familie! ik begrijp niet… wat gij meent… — Gij weet dan nog niet, dat de familie Darfillijn, zeker alleen uit zucht om te procedeeren, het land eene actie wil aandoen om herstelling van eer… voor haar overleden vader.

Don Abbondio werd zoo bleek als een doode; hij opende den mond als om te spreken, maar hetzij zijne tong geen geluid kon voortbrengen, hetzij zwijgen hem voorzichtigst dacht, hij zei de niets. Luciaan vervolgde:

— Gij begrijpt, de samenvoeging van die beide zaken zou den lieden nog al wat stof tot conjecturen geven, want, ik kan het u in vertrouwen zeggen, mijnheer, omdat ik nog altijd op uwe goede diensten hoop, het is tegen Darfillijn den jonge, uw neef, dat gij uwe vervolging richten zoudt. Hij is ’t hoofd van onze redactie, zeer zeker zal hij den pleger kennen van de malice, die uw naam zoo en relief bracht, maar edelmoedig en vast van karakter als hij is, zal hij dien niet noemen, daar ben ik zeker van; eer zal hij de beschuldiging voor zich zelven nemen, hij zal niet dulden dat iemand anders dan hij zelf over dit punt verontrust wordt.

— O! maar als het mijn neef geldt, dan ben ik zeker dat alles zich licht en gemakkelijk schikken zal; mijn neef is in, mijn huis opgevoed… heeft eenige verplichting aan mij. Zijne uitzichten hangen af van mij, en ik ben zeker dat hij mij de voldoening zal geven, die… ik noodig heb.

— Integendeel, mijnheer; Frits is als man van eer zedelijk verplicht de belangen van ons dagblad voor te staan, en deze eischen, dat uw naam eenmaal, op welke wijze dan ook, aan ons dagblad verknocht, daarvan niet meer op eene geruchtmakende wijze gescheiden zal worden…

— Dat is ook waarlijk het laatste wat ik zou wenschen —