Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/330

Deze pagina is proefgelezen

— Dat is immers van mij geene daad van dit oogenblik!

— Ik moet mij buigen voor uwe behendigheid! Dus zijt gij van nu aan vrijwillig en in goeden ernst verhecht aan die partij?

— Ik meende, dat gij zelf mij dit reeds in den loop van dit gesprek bewezen hadt.

— Ik beken het, mijnheer, de uitkomst van dit gesprek bewijst tegen niemand zoozeer als tegen mij zelf! hernam Luciaan, verslagen en woedend, dat hij, na zoo overmoedig op Frits te hebben neergezien, nog zulk eene nederlaag leed; in zijn toorn en verbittering waagde hij nog de wanhopige poging, een mijn plotseling te laten springen, die hij zoo voorzichtig had aangelegd, om alleen op het juiste moment uit te barsten en de overwinning te verzekeren. — Maar hetzij! — vervolgde hij — gij ook zult mij nader leeren kennen… wij hebben nog niet afgedaan. Ik sprak zooeven van ’t proces Darfillijn, gij gaaft aan mijn woord toen weinig opmerking, en toch, ik verzeker u, het zal in goeden ernst worden opgevat.

— Ik zou niet weten in wiens belang! Frits heeft er uit voorzichtigheid van afgezien, en hij heeft al te veel eerbied voor de nagedachtenis zijner moeder, om de dwalingen, ik zal liefst geen ander woord gebruiken, van zijn vader opnieuw voor de wereld te ververschen door eene opzettelijke ruchtbaarheid.

— Maar indien hij nu eene ontdekking had gedaan, dat juist die eer van zijn vader kon gered worden, alleen door een vernieuwd, een streng, een openlijk onderzoek dezer zaak in alle hare détails, — en Luciaan drukte sterk op de laatste woorden — zou die verschrikkelijke ruchtbaarheid dan niet anderen treffen, zou het dan niet de plicht worden van den zoon om, zijn vader nog in ’t graf de ontroofde eere te hergeven.

Don Abbondio was groen, geel en paars geworden, zoo wisselden zich zijne aandoeningen bij dit spreken, maar hij trachtte moed te toon en en zeide:

— Dat zal mijn neef niet doen; hij weet hoezeer ik alle opzien haat, en hij zou daardoor de laatste hoop verliezen voor ’t geluk zijns levens.

— Neen, want juist dáardoor immers zou hij de zwarigheden oplossen, die voor altijd zijn huwelijk in den weg zullen staan.