Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/338

Deze pagina is proefgelezen

— Neen, vader! dat was geene ontdekking — riep Eva met zelfoverwinning — dat was voor mij geen nieuws, want ik, ik zelve heb dat geschreven!

— Gij! Gij! mijn kind! — riep Don Abbondio in de uiterste verwondering, maar die niets toornigs, niets pijnlijks had. Ondeugende! en gij hebt den familienaam er liever aan gewaagd dan de drie letters van den uwen…,

— Vader! riep Eva, verheugd dat hij het zoo opnam — gij, gij zoudt het kunnen vergeven!

— Ik kan meer, ik zal het bewonderen…! zoodra ik het geheel zal gelezen hebben… Maar zeg mij dit ééne, liefste, is Frits er niet een weinigje mede in?

— Wel voor de beste helft, — zei Eva blozende, en nu bij deze opvatting van haar vader overtuigd, dat het bekennen van die waarheid niet meer schaden kon, begon zij hem alles te vertellen, dat wil zeggen met voorbehoud van hetgeen er ten huize van oom Aelbrecht was voorgevallen, van de complotten tegen hem gesmeed en van de vermetelheid van Frits om den familienaam te gebruiken, met de hoop dat die welhaast aan den zijnen zou verbonden worden. Deze ontwikkeling gaf Don Abbondio eene rust, eene verzekerdheid en eene geheime blijdschap, die men zich denken kan. Zijne dochter die verschrikkelijke auteur, tegen wien hij proces had willen voeren; zijne dochter, zijne dochter, die hij bevelen kon te zwijgen of te spreken naar zijn wil! Nooit voelde hij zich zóó sterk tegen de wereld, nooit zóó sterk tegen de lieden, die hem sinds twee dagen zooveel gekweld hadden, zooveel hadden doen lijden. Maar de lezers, die ingenomen zijn met Frits en Luciaan, vinden dat Eva haar aanval al zeer onhandig heeft begonnen en dat zij, zonder een stap verder te komen, tegen hare bondgenooten werkt.

Dat komt omdat haar aanval geen aanval was; het was geene berekening, het was niet het gevolg van de afspraak met de overigen, maar het gevolg van hare liefde voor haar vader, eene natuurlijke opwelling van haar kinderlijk gevoel, waaraan zij toegaf in een oogenblik van teedere bewogenheid, eene zwakheid als men het zoo noemen wil,