Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/352

Deze pagina is proefgelezen

’t gezond verstand was het eenige zout, de eenige specerij, die hij in zijn huis durfde nemen, zonder vrees zich eene toekomst te bereiden, die met al zijne begrippen van geluk in strijd was. wij gelooven nog daarbij dat hij, zonder het zelf te weten, de betoovering onderging van die zekere vastheid en wilskracht, die mevrouw Frevel onderscheidde, en die zijne zwakheid aantrok; dat zij hem een ontzag had ingeboezemd, waarvan hij zich niet meer kon ontslaan, en dat hij dit voor die hoogachting hield, waardoor op zijn leeftijd en in zijn toestand de liefde zich kenschetst.

Met één woord, mevrouw Frevel had zijne verovering gemaakt, en zij wist het; welke vrouw weet zoo iets liet? maar zij wist het niet heel spoedig — haar verstand was meer juist, dan scherpzinnig, en Don Abbondio was veel te voorzichtig, veel te fijn, veel te staatkundig, en bovenal veel te bangt om zich heel spoedig prijs te geven; hij wilde vooreerst zekerheid van haar, hij wilde bovenal lang wikken en wegen, en vooral zoo lang mogelijk de vrijheid van achteruitgaan voor zich behouden, eer hij zich blootstelde aan eene nederlaag, of naar eene overwinning stond die hem voor goed zijne vrijheid kon kosten.

Er was dus reeds veel tusschen hen omgegaan, eer mevrouw Frevel hare zekerheid had, en in dit tijdperk hunner kennisma. king was er iets gebeurd, dat wij even vertellen moeten.

Mevrouw de weduwe Frevel had met geduld en met waardigheid haar weduwenstaat gedragen, maar in het geheim bekende zij het zich zelve — die toestand begon haar te vervelen en het verdriet daarover klom met de overtuiging, hoezeer die moeielijk zou te veranderen zijn. Het is zoo, er waren mannen van middelbaren leeftijd en zelfs jongelieden zonder fortuin en zonder vooruitzicht, die deden alsof zij hare leelijkheid niet zagen, en die aanvingen hoffelijk te zijn… om bij aanmoediging haar werkelijk hun hof te maken; dan, haar bon sens deed haar inzien, dat ze veeleer het hare zochten dan haar, en dat zoo iets geene voorwaarde was voor eene gelukkige toekomst, en had zij in ’t bloeien harer jeugd om niet eenzaam te blijven een man gehuwd, die in zijne vrouw vooral eene ziekenoppasster wilde vinden, op hare jaren kon zij nauwelijks hopen uit meer vleiende oorzaken te worden gevraagd. Don Abbondio was de