Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/359

Deze pagina is proefgelezen

hare af te halen, maar reeds vrij wat geschokt in de vastheid harer overtuiging.

Don Abbondio had intusschen gelegenheid zijne houding te bestudeeren, en toen de weduwe terugkeerrle met Katharina Darfillijn aan de hand, was hij volkomen besloten hoe te handelen, en hij volvoerde zijn besluit met eene onverzettelijkheid en met eene slimheid, die alleen door zulke vreeze der zelfzucht, als de zijne was, kon worden ingegeven.

— Zie dan toch, mijnheer, wat zegt gij van deze gelijkenis? Met deze woorden leidde mevrouw Frevel het meisje in, dat zij nog altijd aan de hand hield en dat zich schuchter en sidderend voor hem boog.

— Ik moet erkennen, de gelijkenis is treffend! — hernam Don Abbondio, terwijl hij lang doordringend en zichtbaar getroffen op haar zag, alleen, men vleit mijne Eva, zoo men haar met deze schoonheid gelijk stelt.

Werkelijk was Katharina, zoo niet veel meer schoon, dan toch oneindig meer belangwekkend en bevallig dan Eva; de Duitschers hebben het woord Anmuth voor die soort van schoonheid, en ik weet geen woord in onze taal, dat dit Anmuth volkomen teruggeeft, maar ik weet wel, dat Katharina Darfillijn er de werkelijkheid van vertoonde. Ouder dan Eva, was bij haar het eerste kinderlijke waas der zestien jaren reeds opgetrokken, en meer nog hadden vroegtijdig lijden en vroegtijdige zorge haar die lustige schalkheid ontnomen, die Eva ’s lachend gezichtje tot hiertoe had gekenteekend en die zich slechts in de laatste dagen wat betrokken had, maar daarentegen lag er op Katharina’s gelaat, dat bleek zou geweest zijn, zonder eene minder krachtige zuiderzon waaronder zij was opgegroeid, zulk eene echt vrouwelijke zachtheid, we zouden haast gezegd hebben weekheid, gemengd met iets dweepachtigs, dat zich in vroomheid of in liefde kon oplossen, en zij had in den opslag harer donkerblauwe oogen iets smachtends en iets geheimzinnigs tevens, dat de vonkeling dierzelfde oogen misschien kon verklaren, maar dat, wat men er ook uit las, toch altijd van onweerstaanbare betoovering moest zijn op ieder, wie haar aanzag, man of vrouw. Bij eene Madonna zou niemand haar hebben vergeleken, maar bij eene heilige Theresia, of bij hare patronesse, Katharina van Siena; altijd echter vóór