Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/364

Deze pagina is proefgelezen

berouw aan, om mijnentwil, en onttrek haar uwe gunst niet, ik heb om uwentwil haar wel als verwante begroet.

Mevrouw Frevel, gloeiend van toorn, zag hem toen aan met smart en bitterheid en zag niet naar de beweging van Katharina, en toen deze dicht bij haar genaderd was, stiet zij haar van zich en wendde het hoofd weg. Het jonge meisje trad terug, bleek van schrik en schreiend van gekrenkt gevoel, snelde zij het vertrek uit. Don Abbondio scheen alles te vergeten om haar te volgen; bij de deur hield hij haar staande, hij sprak haar zacht eenige woorden toe; mevrouw Frevel zag toe met valkenblik, luisterde met al hare zintuigen.

— Ik ben uw oom niet, gij weet dat zoo goed als ik zelf, arme lieve, — sprak hij — maar ik zal het zijn voor de wereld, zoo haast gij het wilt, zoo haast gij mijn raad wilt volgen… zoo niet, geloof mij, het zal u kwalijk vergaan in dit huis, in Holland… — maar Katharina Darfillijn luisterde reeds niet meer, Katharina vluchtte in wanhoop naar hare kamer.

Welk tooneel er tusschen de blijvenden voorviel, kan men zich denken; alleen als men aan eene heftige scène denkt, heeft men zich vergist. Was mevrouw Frevel er de vrouw naar, Don Abbondio was er de man niet naar. Hij liet eene wijle de bui in haar vol geweld op zijn hoofd neerstorten en boog er zich onder, totdat de vlam des toorns had uitgewoed bij gebrek aan voedsel; toen nam hij, een weinigje koel, een weinigje fier, maar toch met eene sprekende mengeling van droefgeestigheid zijn afscheid, en ondanks alles had de weduwe hem het terugkeeren nog niet verboden.

Mevrouw Frevel, hetzij ze ietwat bekomen was van haar toorn, hetzij ze met Katharina eene verklaring wilde hebben of haar eenig voorstel doen, liet haar aan tafel noodigen, toen het uur van den maaltijd gekomen was. Katharina liet antwoorden, dat zij geen eetlust had en niet zou komen.

Mevrouw Frevel gaf bevel, dat men haar op hare kamer zou dienen. Zij moest in den namiddag een bezoek afleggen, waarvan zij zich niet kon ontslaan. Zij gaf hare kamenier order, niemand tot de jonge dame toe te laten, wie het ook ware, zelfs geen bloedverwant, en haar evenmin zelve te laten uitgaan.