Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/370

Deze pagina is proefgelezen

meende dat hier de vrage zou zijn van de herstelling der harmonie tusschen hen beiden, had reeds een »volgaarne" op de lippen, toen Aelbrecht vervolgde:

— Want het is uw onrecht zoo goed als het mijne, en méér nog, hoewel ik niet wegen wil in dezen… ten minste niet als gij oprecht en eerlijk het gebeurde wilt helpen vergeten…

— Spreek uw verlangen uit, mijn broeder, ik wil doen wat mij mogelijk is! — hervatte Abbondio, die onrustig werd, want hij doorzag niet meer wat volgen zou, hij wilde Aelbrecht zien komen..

— Ik zal ’t u zeggen. Ik kom uwe dochter ten huwelijk vragen! — Voor u zelven! — riep Don Abbondio in de uiterste verwondering.

— Dit denkbeeld! Neen! Voor Frits Darfillijn.

Daar was zeker geen naam met de vier en twintig letters van ’t alphabeth samen te stellen, die dezen man meer onaangenaam in de ooren kon klinken dan de familienaam van zijn neef, en om duchtige redenen; het was dus wel met eene zekere mate van oprechtheid, dat hij uitriep:

— Voor Frits Darfillijn! gij stelt dus belang in den zoon van dien man; ik voor mij meende, dat die naam u even hatelijk en hinderlijk was geworden als mij…

— Een tijd lang, ik beken het, zijn mij dat beide geweest; thans zie ik in Frits den zoon mijner Margaritha en in den naam slechts een toon, die mij van onrecht beschuldigt.

— Gij hebt zoo uwe eigene wijze van de zaken te zien en zoo gij, beleedigd en gegriefd zijnde, u zelven wilt geven als den beleediger en als de oorzaak van leed, staat u dat zeker, volkomen vrij, alleen ge kunt niet vergen dat anderen, die de zaken meer uit het gewone oogpunt beschouwen, aan de vergoedingen, die gij meent schuldig te zijn, het liefste en beste wat zij bezitten, ten offer brengen.

— Op dit alles zal ik alleen antwoorden door de herinnering van hetgeen gij zoo goed weet als ik en langer dan ik geweten hebt: Uwe Eva bemint Frits, zij wordt dus— niet opgeofferd, en ik, zoo ik van ons onrecht gesproken heb, was dat uit edelmoedigheid om u te sparen, want gij weet het, de mate onzer schuld in dezen staat niet eens gelijk.