Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/378

Deze pagina is proefgelezen

oorzaak kunt opgeven voor zulke vreeze; ik dring bij u aan op erkenning en de handhaving der rechten uwer eenige nicht, die zonder deze erkenning als eene listige avonturierster zich overal verstooten en verdreven zal zien en ten prooi moet raken aan allerlei soort van ellende, — gij antwoordt mij, dat gij het doet uit zorg voor de eer der familie. Voorwaar, mijn broeder, ziedaar al eene zonderlinge wijze om het geluk en de eer der zijnen voor te staan.

— Laat ik u zeggen, broeder, dat ik niet geloof en niet gelooven zal, dat het meisje werkelijk is wie men haar voorgeeft te zijn.

— Gij gelooft het niet, omdat gij niet gelooven wilt, of liever, gij zult nooit toestemmen, dat gij het gelooft; maar ik weet het tegendeel, alles wat gij gedaan en gezegd hebt is er mij bewijs voor, gij hebt de innerlijke stem van uw hart, van uw geweten laten overschreeuwen en tot zwijgen gebracht, en omdat gij ze het spreken verbiedt, verbeeldt gij u, dat ze niets hebben gezegd; maar ik vrage u, zoudt gij zóó veel moeite hebben gedaan, zoudt gij zulke listen bedacht, en zulk eene houding hebben aangenomen, als ge het deedt ten huize van mevrouw Frevel; zoudt gij gesproken hebben zooals ge het zooeven tot mij hebt gedaan, om ook mij door uwe redenen te bewegen, zoo hier sprake was van een bedrog, dat reeds uit zich zelf in duigen zou vallen bij het eerste onderzoek?

— Maar het is juist dat onderzoek zelf dat ik weren wilde in ’t belang van wie den naam Darfillijn voeren of hebben gedragen, en van wie met hen verbonden zijn, ’t is die rampspoedige naam dien ik in vergetelheid wenschte, en althans niet door eenige publieke daad in ’t geheugen der menschen wilde herroepen… en op de spraak gebracht zien.

— Maar wat zoudt gij van dien naam zeggen, zoo hij gezuiverd kon worden door eene publieke daad in de oogen der menschen?

Don Abbondio werd vaalbleek, maar hij zweeg.

— Ik weet, het is het proces zelf, waar gij tegen hebt, en waarom? niet om de familie-eer, ook dit zal uw geweten getuigen zoo gij het onderzoekt, ook niet omdat erger schande op een afgestorvene zou neêrkomen en zijn eenigen zoon nog opnieuw