Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/379

Deze pagina is proefgelezen

bevlekken. Gij weet het tegendeel, gij weet, dat uw zwager Darfillijn op zeker punt kan gerechtvaardigd worden, meer nog, gij zijt de eenige die voor zijne onschuld kan getuigen, gij wilt het niet, gij deedt het niet. Veel liever liet gij uw broeder in een kerker sterven zooals… hij gestorven is, dan dat gij den moed naamt tegen zijne vervolgers op te treden, en waar u opnieuw de gelegenheid gegeven wordt aan de zijnen goed te maken wat gij tegen hem misdreeft, daar stoot gij ze onbarmhartig van u af en ontkent tot het bestaan van uwe schuld tegen hen!

— Maar, broeder… inderdaad, gij zegt mij daar dingen die… zoo ze waar bleken… als gruwelen zouden luiden: gij schildert mij in waarheid af als een boos, als een wreedaardig mensch, en ieder die mij kent, die met mij leeft, zal getuigen…

— Ik schilder u af zooals gij zijt. Gij hebt het gewild, ik zal u dien spiegel voorhouden, waarin gij uw beeld in zoo monsterachtige proportien ziet teruggegeven, dat het schrik wekt, en toch zijn die proportien waarheid, toch is die gestalte de uwe, gij zijt de man die gij u zelf daar afteekent, en gij zijt het geworden, niet uit boosheid, maar uit zwakheid, uit lafhartige menschenvrees, uit bekrompen zelfzucht. Uw gansche wezen is samengesteld uit ééne groote zwakheid: menschenvrees, uw tiran, uw satan, uwe boezemzonde, die u tot alle andere zonden heenvoert, zonderdat gij het zelf wilt of mogelijk acht, zij leidt u werwaarts zij wil, zij brengt u waar gij niet wilt zijn, zij dwingt u te doen wat gij in uw harte had gezworen te laten, zij is uwe vervolgster, uwe verleidster, gij zijt doorgaand hare weerlooze prooi, gij siddert en kermt onder hare lood en hand, en toch, toch koestert gij haar als uw troetelkind, als uw hoogste en beste goed, toch beschermt gij haar met alle krachten opdat niets haar van u were, toch hebt gij haar lief in ’t eind als u zelven. En met die zwakheid zijt gij zóó sterk geworden, zoo sterk in iedere list, in iedere logen, in iedere ondeugd, dat ik, die hier voor u sta en voor een zelfstandig man pleeg door te gaan, huiver van uwe kracht en niet meer wete hoe u te bestrijden.

Don Abbondio had wel op vele hardheden gerekend, maar