Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/386

Deze pagina is proefgelezen

daar te laten, overtuigd dat dit althans ons niet nader tot elkander brengt.

— Maar ongelukkige, hoe zal ik u dan duidelijk maken, dat het oordeel des Heeren u zekerlijk wacht… — riep Aelbrecht, zich vergetende en in pijnlijke verslagenheid de handen samenwringende.

— Mij dan meer en strenger dan u! — riep Abbondio, zijn onwil en ongeduld niet meer meester, en die ten koste van alles van dit gesprek wilde ontslagen zijn. — Vergeef mij, broeder, ik zou altijd de laatste zijn om u een verwijt te doen. veel min herinneringen uit uw leven op te wekken, die u pijnlijk of beschamend kunnen zijn; maar in waarheid, gij drijft mij tot het uiterste. Gij komt toespraken tot mij richten als een heilige, die zich de moeite geeft uit zijne hoogte af te dalen om de wonderdadige bekeering daar te stellen van een groot zondaar — en waar is dan toch eigenlijk uw recht om zulk eene houding aan te nemen tegenover mij, tenzij gij het grondt op mijne aangeboren zucht tot ruste, die toen wij nog samen jong waren altijd maakte dat ik, schoon de oudere, voor u boog, voor u ter zijde ging, voor u deed al wat gij van mij eischtet, zelfs waar ik diensten had mogen vragen… van u…

— Zoolang onze ouders leefden, het is waar, was onze verhouding eene zoodanige, en zij was onnatuurlijk, ik erken het, maar ligt daarvan al de schuld bij mij, en kunt gij den man in ernst wijten wat de knaap misdeed in het overmoedig gevoel zijner sterkte? Dan mag ik u zeggen, zoo ras gij mij wees zaagt, hebt gij u ontslagen van den last mijner tegenwoordigheid; gij, reeds man, vreesdet den jongeling!

— Zijne onstuimige drift, zijne heftigheid waren mij tegen, ik beken het, en ik oordeelde dat uwe opvoeding op dien leeftijd niet kon voltooid worden door mijne hand!

— Beter dan door die van Darfillijn, die mij in ’t vuur der verzoeking leidde, die mij door terging overprikkelde.

— Ik verklaar u plechtig, dat ik een beter vertrouwen had op zijn oordeel, en stem mij toe, dat de keuze voor u hare gevallige zijde had! Van uw hartstocht wist ik niets, maar gij waart het troetelkind mijner vrouw, toen nog zelve kinderloos, Margaritha Darfillijn was hare zuster, eene zachte jonge vrouw,