Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/388

Deze pagina is proefgelezen

ik mij u had kunnen denken; hoewel ik er op had gerekend dat gij… een twintigtal jaren ouder waart geworden sinds wij te zamen omgingen…

— De jaren zouden het mij nog niet gedaan hebben, broeder, het bloed bruischt mij nog driftig door de aderen; maar ik heb mijne hartstochten leeren overwinnen, en ziet gij, zelfs maar eene enkele zulke overwinning geeft groote, groote kracht. — In ’t eind, het voorwerp dood zijnde…

— Meent gij dan dat een hartstocht, zooals de mijne was niet langer duurt dan een menschenleven!

— Zooals ik u zeide, ik heb van die excentrieke toestanden geen denkbeeld, alleen ik geloof, dat er karakters zijn, waarbij alles waarschijnlijk wordt.

— Spreek mij van de onwaarschijnlijkheden, die men mij toedicht. Ik wil het.

Don Abbondio, nu vrij wel gewaarborgd tegen heftige aanvallen, hernam dan ook met zekeren schertsenden glimlach, alsof hij zelf niets hechtte aan hetgeen hij zeide:

— Als gij het dan wilt, hier gaan geruchten van allerzonderlingste excursies in een Italiaansch klooster, die geëndigd zijn met de ontvoering een er schoone non en met den dood van den een of anderen pater… maar gij begrijpt, dat de lieden die ’t vertellen, zelve niet aan zulke praatjes gelooven.

Aelbrecht luisterde kalm, maar ernstig en oplettend.

— Ik had niet gedacht, dat ze nog zóóveel wisten, hoe onjuist en verward ook deze voorstelling zij van het gebeurde, hernam hij.

— Ah, is er dan toch zoo iets of wat gebeurd? — vroeg Don Abbondio met zekere ironie.

— Alleen met dit onderscheid, dat het een monnik was, die ontvoerd werd uit een mannenklooster, en dat eene jonge non, of eigenlijk eene nieuwelinge, in het hare werd teruggebracht.

— En de… monnik stierf wellicht een overhaasten dood in eene rencontre met u, waarbij gij u eenigszins door drift verrassen liet…

— Neen, broeder, zoo was het niet. Ik heb den monnik gedood, dat is waar, maar op dat oogenblik had ik alle mijne zelfbeheersching, alle mijne beradenheid, en ik verzeker u, dat