Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/390

Deze pagina is proefgelezen

derend en bedwelmd voor mij staat als een overtuigde misdadiger…

Werkelijk, de man die zoolang koele onverschilligheid had weten te toonen, zoo niet te bewaren, scheen nu verpletterd door die enkele verdenking.

— Broeder, dat wat gij meent, is niet waar… — stamelde hij — ik zweer het u bij…

— Ik verbied u in dit oogenblik een valschen eed — sprak Aelbrecht, gebiedend den arm naar hem uitstrekkend, en werkelijk, Don Abbondio zweeg, ten deele omdat hij het niet waagde voort te gaan, ten deele omdat de angst hem stem en sprake benomen had. Opnieuw tastte zijne sidderende hand naar de schel, want hoewel hij nog niet recht wist wat hij eigenlijk vreezen moest van

Aelbrecht, met hem alleen blijven scheen hem het vreeselijkste wat er te denken was.

Maar toch bedacht hij zich: bedienden mochten althans geen getuigen zijn van dit tooneel, Aelbrecht was de man om alles te zeggen in hunne tegenwoordigheid, en in eene radelooze wanhoop liet hij dus weer dit hulpmiddel ongebruikt. Aelbrecht hield gedurende die beweging altijd den vasten en zonderlingen blik onbewegelijk op hem gericht, zonder een woord of gebaar om hem er van te doen afzien, hij scheen overtuigd, dat de ongelukkige niet durfde doen wat hij doen wilde. Op eens viel Don Abbondio iets anders in, hij wilde geen anderen roepen; maar hij kon zelf heengaan. Met zijn zachten, sluipenden gang, alleen overmatig versneld, wilde hij achter Aelbrecht omsluipen, die met den rug naar de deur stond gekeerd; deze zag de beweging, maar liet hem gaan tot vlak bij de denr, toen keerde hij zich om en stond tegenover hem, en zóó dicht bij, dat zij elkander aanzagen, oog in oog, of eigenlijk dit is onjuist, want onze held, als men denken kan, sloeg het zijne neêr, meer nog, hij bukte het hoofd zoo diep. dat hij den blik, dien Aelbrecht op hem wierp niet zag, hoewel wij gelooven dat hij dien toch voelde, zóó veel magnetische kracht lag daarin.

— Blijf! — zeide Aelbrecht.

Don Abbondio bleef werkelijk. Hij scheen niet meer de bezinning te hebben zich tegen dien man te verzetten, hij voelde zich eindelijk onder de macht van dien vasten wil. Eindelijk